Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

maandag 5 april

Verlangen naar hemelse heerlijkheid

Paulus zucht. Hij verlangt naar hemelse heerlijkheid, waar hij verlost zal zijn van alles wat hem nu terneerdrukt. Overkleed met een nieuw lichaam.  

Zuchten

In 2 Kor. 5: 1 spreekt hij over een tent, een tabernakel. Een beeld dat in de Griekse literatuur van die tijd vaak werd gebruikt als beeld van het vergankelijke menselijke lichaam, de behuizing van de ziel. 

Zowel in 2 Kor. 5: 2 als in vers 4 horen we Paulus zuchten. ‘Want ook in deze zuchten wij…’ en ‘Want ook wij, die in deze tabernakel zijn, zuchten…’ Dat is hier geen uiting van wanhoop, maar van verlangen. We horen Paulus hier zuchten vol verlangen. 

Maar dat zuchten wordt in vers 4 gevolgd door de woorden ‘bezwaard zijnde’. Het hier gebruikte ‘bareo’ betekent ‘verzwaren, bezwaren, belasten, moeite bezorgen’. Het is hier niet gebruikt in de zin van een last opnemen, maar er één opgelegd krijgen. Verzwaard worden, bezwaard worden, belast worden, moeite ondervinden. Voor Paulus raakt dit zowel wat hem in dit leven overkomt, als de persoonlijke strijd die hij doormaakt.

Tweemens

Paulus gaat als apostel van Jezus Christus schuil achter zijn Meester. Maar desondanks ontmoet hij de tweemens in zichzelf. Het goede willen, maar niet doen. Het struikelen en vallen. 

Matthew Henry: ‘De gelovigen zuchten omdat ze met een zondig lichaam bezwaard zijn en omdat er nog zoveel verderf in hen overgebleven is en werkt. Dit doet hen uitroepen: Ik ellendig mens!’ (Rom 7: 24)

Verlangen

Toch blijft Paulus daar niet in hangen. Hij blikt verder. Zijn zucht is gestempeld door verlangen. Waarnaar? Naar de hemel. Naar een overkleed. Naar de realiteit dat het sterfelijke wordt verzwolgen door het onsterfelijke. ‘En niet alleen dit, maar ook wij zelven, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelven, zeg ik, zuchten in onszelven, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes lichaams.’ (Rom. 8: 23)

Paulus wisselt in 2 Korinthe 5 van beeldspraak. Eerst sprak hij over een tent, een tabernakel. Nu spreekt hij over een overkleed. Paulus’ verlangen wordt niet enkel gestempeld door een zuchten over het aardse bestaan. Ook is zijn verlangen niet enkel om verlost te zijn van dit aardse lichaam. Dan zou hij evengoed een Griek kunnen zijn die verlangt naar het zielenleven zonder de beperking van het lichaam. Nee, Paulus verlangt ernaar dat het sterfelijke lichaam verslonden wordt door het hemelse. 

Hij spreekt daarbij van bekleed worden, van overkleed worden. Het verheerlijkte lichaam dat de gelovigen uit de hemel zullen ontvangen. Overkleed worden, als door een overjas. Een uitlegger merkt op: ‘Zo zal de hemelse bestaanswijze de aardse overtrekken, en wel zodanig dat deze de aardse geheel vervangt.’

Onsterfelijk

Paulus blikt vooruit. Hij zal niet in dit leven, op aarde, met dit opstandingslichaam bekleed worden. Nee, na dit leven. Hij verlangt naar wat komen gaat. Wij leven in het reeds en nog niet. Wie mag schuilen achter Christus bloed, weet dat daarboven eeuwige woningen worden klaargemaakt. Dat het lichaam straks wordt overkleed door de onsterfelijkheid van het opstandingslichaam. Maar nu moeten we er nog doorheen. Totdat de dag aanbreekt en Christus komt. 

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Oproep tot omkeer

‘En hij zal velen der kinderen Israëls bekeren tot den Heere hun God.’ (Luk. 1: 16) De laatste profeet Maleachi was de...