Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

maandag 26 juli

Waar staat je altaar? (1)

Abram komt niet als een armoedzaaier aan in Kanaän. Hij is niet als Jozef die met lege handen op weg moet naar Egypte. Abram komt met zijn have, knechten en bezittingen. Waar God zendt, voorziet Hij. In Kanaän laat de Heere opnieuw van zich horen. 

Inpakken en opzadelen

Het leven is een aanhoudend onderweg zijn. Althans, dat was de ervaring van Abraham nadat God hem riep. Hoewel hij daarvoor reeds het bestaan van een herder had, was hij nu op weg geroepen naar een onbekend maar beloofd land. En Abram ging. Niet alleen; Saraï zijn vrouw en Lot gaan met hem mee. Met de door God gesproken belofte in het achterhoofd: land, zaad en zegen. 

Voorbereid

De Heere had voorzien in wat Abram nodig had, zo blijkt in Genesis 12: 5-9. Zo doet Hij dat ook vandaag; Hij voorziet. Dat geldt materieel, dat geldt ook geestelijk. Waar de Heere ons heenzendt in een moeilijke taak, of in de gemeente een last oplegt, daar geeft Hij wat nodig is. Vaak moet je concluderen: Heere, U had me er al op voorbereid. Paulus moest naar de heidenen, maar zou onderweg veel Joden ontmoeten, waarbij zijn doorkneed zijn in de wet goed van pas kwam. Over zijn broodvoorziening hoefde hij ook niet te tobben, want tenten maken kon hij waarschijnlijk al. Heel vaak borduurt de Heere verder op wat in de aanleg reeds aanwezig is. 

Abram hoeft in veel opzichten niet anders te gaan leven dan hij leefde. Hij kan zijn bedrijf voortzetten, hij hoeft niet te switchen van beroep. Maar in dat beroep en in die verantwoordelijkheid heeft hij nu een geheel andere houding. Hoewel uiterlijk geen verschillen waar te nemen zijn, is innerlijk alles verandert. Dat doortrekt zijn bestaan, handel en wandel. Hij is van een gearriveerde man, iemand geworden die onderweg is. 

Geen vaste plaats

Het land Kanaän is voor Abram en zijn na nageslacht een onbeschreven blad. Trouwens, er is nog helemaal geen nageslacht. Abram is daar te midden van zijn rijke bezittingen toch een eenzame man. Hij komt aan in een land dat hij niet kent, te midden van heidenen die afgoden dienen waar hij vreemd aan is. Als een nomade trekt hij door het land en slaat zijn tenten op bij een plaats die ons als Bijbellezers bekend in de oren klinkt. Sichem, de eikenbossen van Mamre. Voor Abram is het echter volslagen vreemd gebied. Nooit geweest, hooguit wel eens van gehoord. 

Sichem is gesitueerd bij de strategische pas tussen de berg Gerizim en de berg Ebal, in centraal Palestina. Zo’n 41 mijl ten noorden van Jeruzalem. Daarna bouwde Abram zijn kamp op tussen Bethel en Ai, ook in centraal Palestina. Tenslotte reist hij naar het zuiden, naar de Negev-woestijn.

Abram trok het land door, als een observant in zijn nieuwe woonplaats. Hier zou hij settelen, hoewel nooit voor lang. De tentpinnen zaten bij de herdersvorst los in de grond, het was altijd weer een kwestie van doorgaan. Ten diepste is een christen iemand zonder vaste woon- of verblijfplaats, we zijn onderweg. 

Abram is een eenling. Er zijn geen ons-soort-mensen. Er zijn geen andere gelovigen om hem bij de les te houden. Hij is alleen met zijn gezin en in zijn familie ook nog eens de enige die werkelijk de stem van God heeft gehoord. Geloven op je eentje, dat is wat Abram hier te doen staat. Hoe houd je dat vol? Alleen als je gemeenschap oefent met de Heere. 

De Heere laat weer van Zich horen

Wonderlijk genoeg laat de Heere zich niet onbetuigd. Maar enkele keren verschijnt de Heere aan Abram gedurende zijn leven. Heel de tussenliggende periodes moet hij leven zonder de stem van boven. Maar hier klinkt Hij weer. De Heere legt een eed af, opnieuw, ten aanzien van land en nakomelingen: ‘Aan uw zaad zal ik dit land geven.’ Hoor je wat Hij zegt? Zaad en land. De Heere bevestigt Zijn belofte, tot tweemaal toe heeft Abraham het gehoord. 

Altaar van de onbekende God

Het spreken van de Heere roept bij Abram reactie op. Wat gaat hij doen? Stenen zoeken en een altaar bouwen. Hij geeft zijn knechten de opdracht om een zichtbaar teken te bouwen te midden van het tentenkamp. Een altaar dat voor iedereen zichtbaar is. 

Daarmee staat Abram in een rijke traditie. Noach was de eerste die een altaar bouwde (Gen. 8: 20). Later zouden ook anderen dat doen. Denk aan Mozes (Ex. 17: 15), Jozua (Joz. 8: 30), Gideon (Richt. 6: 24), Samuël (1 Sam. 1: 17), Elia (1 Kon. 18: 32). In contrast daarmee waren er vele altaren voor afgoden, denk aan Asherah, Baäl. Zelfs na de ballingschap in Babel gaat men daar nog mee door. 

Te midden van de heidense altaren staat hier bij Sichem dus een altaar van de onbekende God. Abram kende hem, omdat de Heere hem aangesproken had. In Abram zouden de volken van de wereld gezegend worden. Maar vooralsnog staat het altaar daar als dat van een God die niemand kende. En zo blijft het ook achter. Abram zal een spoor van altaren achterlaten in het landschap, als getuigenissen van wat komt. Niet begrepen door zijn omgeving, maar door Abram verstaan. Een teken van God in het landschap. 

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Volle schuren zoals beloofd (2)

Faraö merkte het goed op. De Geest van God is actief in Jozef. We zien dat steeds weer in de Bijbel, dat de Heilige...