Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

dinsdag 10 augustus

Welk recht heb je om boos te zijn? (2)

Jona zit onder zijn sukka, zijn loofhut, uit te kijken over Ninevé. De stad waar hij zojuist doorheen trok. Aan de oostkant heeft hij goed overzicht. Maar het is warm. De Heere geeft uitkomst met een wonderboom. Hij geeft Jona een voorbeeld, ter overweging. 

Kort geluk

Jona blijkt een emotioneel man. Hij is geweldig blij met de wonderboom. Jona is geen man die zijn emoties verbergt; het komt er steeds weer uit. Het geluk is echter van korte duur. Een worm vreet de boom aan en die verdort in een nacht. Daar zit Jona weer in de brandende zon. 

Het wordt nog erger. Er steekt een sirocco op, een warme stille oostenwind. Jona raakt door de hitte bevangen. Hij bezwijkt haast vanwege aanhoudende dorst en uitputting. Hij dreigt te bezwijken. En weer klinkt daar zijn doodswens. 

Soms lijkt het alsof de duivel ons op de rug klimt en bestuurt, zoals een berijder zijn paard. Dat lijkt hier bij Jona het geval. Gevoelens van wanhoop, boosheid en ik-middelpuntigheid overheersen hem. 

Lampje branden

Maar is er nog geen lampje gaan branden ten aanzien van wat er zojuist gebeurde? De Heere stelt hem nog een keer dezelfde vraag als in Jona 4: 4. ‘Is je toorn billijk ontstoken?’ ‘Heb je het recht om boos te zijn?’ Maar nu niet over de stad Ninevé, maar over de boom die opschoot, schaduw gaf en in een nacht weer verdorde. Dan klinkt Jona’s antwoord kort en duidelijk: billijk is mijn toorn ontstoken, tot de dood toe. We horen Jona in het boek Jona drie keer bidden. Eén keer in de vis om behoud. Twee keer in hoofdstuk 4 om de dood. 

De stad Ninevé? Dat waren de vijanden. Die hadden wat hem betreft allemaal om mogen komen! Maar deze boom, dat was zijn boom. Daar had hij recht op. Hoe in de wereld is het mogelijk dat hem de Heere die ontnam!

Als Jona opnieuw met een doodswens komt, gaat de Heere daar opnieuw niet op in. Het leven is in Zijn handen, niet in dat van ons. De Heere antwoordt en toont wat voor Hem weegt. Jona kiest voor een boom, voor zijn eigen belang. De Heere kiest voor een stad, in Zijn ontfermen. Daar zijn in die stad 120.000 kinderen, die het verschil tussen hun linker- en rechterhand niet kennen. Veel vee ook. Hoewel hun kwaad riep naar de hemel, toont de Heere hen Zijn geduld in het uitstel van Zijn oordeel. 

Maatstaf en meetlint

Jona met zijn nationalistische maatstaf weet precies hoe het moet. Israël-first, dat is immers Gods verbondsvolk? De profeet-first, die is immers door God geroepen? De vijanden de dood, dat hebben zij immers verdiend? Mijn naam groot, ik heb immers in Uw Naam geprofeteerd? Maar de Heere doorkruist zijn berekeningen en trekt een eigen spoor van genade. De Heere verlost door recht, maar dat gaat soms door de schijn van onrecht heen. Want wie worden er behouden? Mensen die het niet verdienen. Onze maatstaven en meetlinten moeten de kast in. De Heere gaat genadig Zijn eigen gang. 

Daar tegenover Jona aan de rand van de stad Ninevé verschijnt als het ware een kruis aan de hemel. De Heere toont in Zijn woorden en daden hoe Hij is, in Zijn genadige ontferming over zondaren. Omwille van het offer van Jezus Christus, Die zich in de dood stortte om vijanden met God te verzoenen. Inderdaad, de Heere is genadig, barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid. 

Anders dan eerst

Waar het begin en het einde van het boek Jona aan elkaar raken, zien we één groot verschil. En dat betreft de houding van Jona. In Jona 1, toen de Heere hem de opdracht gaf: ‘Ga naar de grote stad Ninevé en predikt tegen haar’, besefte de profeet reeds dat de Heere deze stad genadig kon zijn. ‘Was dit mijn woord niet toen ik nog in mijn land was?’ (Jona 4: 2) 

Toen vluchtte hij weg van God, nu vlucht hij echter naar God toe. Toen snelde hij stilzwijgend weg, bergafwaarts, de boot in. Nu zit hij op de hoge heuvel in de brandende zon en zwijgt niet mokkend, om vervolgens te verdwijnen in het niets. Ook nu had hij de boot kunnen pakken naar Tarsis. Nee, hij begint te bidden naar God. Een beschuldigend gebed, vol onbegrip en welhaast door wanhoop gedreven. Maar hij gaat ermee tot God. Geïrriteerd en gealarmeerd vluchtte hij eerst van God. Opnieuw geïrriteerd en gealarmeerd vlucht hij nu echter tot God. 

Blijkbaar heeft Jona iets geleerd. En wij met hem. Als alles in ons ontbrandt, omdat we menen dat de Heere onrechtvaardig handelt in de genade die Hij toont; vlucht ermee tot de Heere. Daar waar wij met onze verbijstering de toevlucht tot Hem nemen, is Hij de God die hoort. Hij schenkt persoonlijk onderwijs. Aan Zijn voeten leren we wat genade is en betekent. Niet alleen voor anderen, maar ook persoonlijk. Om Christus’ wil. 

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Oog krijgen voor wat ertoe doet (2)

Je kent met mij die grote plaat, van de brede en de smalle weg. ‘Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort, en...

Oog krijgen voor wat ertoe doet (1)

‘Al deze dingen worden zo moede, dat het niemand zou kunnen uitspreken; het oog wordt niet verzadigd met zien; en het...

Christus spreekt armen zalig

Wie de Zaligsprekingen leest als een handleiding, die heeft het niet begrepen. We lezen in de eerste elf verzen van...