Kan ik iets meebrengen naar God, waardoor Hij mij genadig is? Volgens Edward Fisher (1627-1655) kan niet de christen, maar Christus, voldoen aan de eis van het verbond. Hij is partij in onze plaats. Fisher geeft via de figuur ‘Evangelista’ (een predikant) onderwijs aan ‘Neophytus’ (een jonge christen).
Twee partijen
Adam en God stonden ooit beiden als verbondspartners, in het werkverbond. Er zijn immers twee partijen nodig, wil er sprake zijn van een verbond. De mens heeft zich echter niet aan de in het hart geschreven voorwaarden gehouden. Adam viel en zondigde. De mens kon niet meer voldoen. Gods Zoon kwam echter in deze wereld om de schuld te voldoen en de plaats van de eerste Adam in te nemen.
Edward Fisher legt dit als volgt uit: ‘Geen van Christus gelovigen heeft met het verbond der werken te doen, maar Christus Zelf alleen wel. Want hoewel bij de eerste oprichting van het verbond der werken God de ene partij was en de mens de andere partij, stond God bij de tweede oprichting ervan aan beide zijden.’
De Heere Jezus stond in de positie van de zondige mens, ‘…nam zijn zaak over, opdat Hij hem met God zou verzoenen door zijn zonden te dragen en daarvoor aan Gods rechtvaardigheid te voldoen. En Christus heeft aan God volkomen betaald en genoeg gedaan.’ De Heere zaligt hen die de Zijnen zijn, tegen de prijs van Christus’ bloed.
Mensen kunnen niet door de wet te houden aan de eisen van het verbond voldoen. Men dient te schuilen achter Christus. ‘Er is voor hem niets anders te doen, dan te weten en te geloven dat Christus alles voor hem gedaan heeft.’
Jonge christen
Nadat Fisher dit in zijn boek ‘Het merg van het Evangelie’ door de hoofdfiguur ‘Evangelista’ laat uitleggen, richt hij zich in het bijzonder tot ‘Neophytus’. Deze jonge christen maakt zich zorgen of er voor hem behoud mogelijk is, omdat hij beseft schuldig te staan voor God.
Evangelista bemoedigt de jonge christen: ‘Mijn waarde buurman Neophytus, nu richt ik mij in het bijzonder tot u omdat ik uw bedruktheid zie. Ik vraag u ervan overtuigd te wezen dat u hier niets te werken, niets te doen, noch iets aan God te geven hebt. U hebt alleen de schat te ontvangen, welke is Jezus Christus, en Hem in uw hart te nemen door het geloof, hoewel u nog zo’n groot zondaar bent. En zo zult u vergeving van zonde, gerechtigheid en een eeuwige gelukzaligheid verkrijgen; dus niet door doen, maar door ontvangen.
Dit is dan de volmaakte gerechtigheid: niets te horen, niets te weten en niets te doen van de wet der werken; maar alleen te weten en te geloven dat Jezus Christus nu tot Zijn Vader gegaan is en voor u aan Zijn rechterhand gezeten is, niet als een Rechter, maar als voor u geworden zijnde: “Wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing.” (1 Kor. 1: 30). Zoals Paulus en Silas tot de stokbewaarder zeiden, zo zeg ik ook tot u: “Geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden.” Wees er waarlijk in uw hart van verzekerd dat Jezus Christus de uwe is, en dat u door Hem het leven en de zaligheid zult hebben; dat alles wat Christus tot verlossing van het mensdom heeft gedaan, Hij dat voor u gedaan heeft.’
Leestip: Het merg van het Evangelie – Met aantekeningen van Thomas Boston, Edward Fisher (Brevier, 2015). Lees eerst de hoofdtekst van Edward Fisher, een gesprek tussen vier hoofdfiguren. Vervolgens kun je het boek nogmaals lezen, met de aantekeningen van Thomas Boston erbij. Dan zie je de hoofdlijn en krijg je een verdiepingsslag bij tweede lezing.