Het uitgangspunt van de gemeente ligt niet in de mens of de kerk, maar in het Woord. Dr. A. Noordegraaf onderzocht ‘de groei van de gemeente volgens de Handelingen van de Apostelen’. Als ‘creatura verbi’ (scheppende woorden) gaat de boodschap door de wereld.
Scheppende woorden
De Heere maakte Zijn belofte waar. Toen Jezus Christus Zijn discipelen uitzond naar de einden van de aarde, kregen zij de opdracht om overal het Evangelie te verkondigen. Als de Heere ons uitzendt, dan geeft Hij wat Hij vraagt. De verkondiging van het Woord is het van God gegeven middel tot uitbreiding van Zijn koninkrijk.
Noordegraaf: ‘Niet de kerk legitimeert het Woord, maar het Woord schept en legitimeert onder het regiem van de Geest de gemeente, die als creatura verbi door het Woord in het aanzijn is geroepen en door de verkondiging, vermaan en onderwijs opgebouwd wordt.’ (Noordegraaf, Pag. 189) Het Woord bouwt de gemeente, mensen zijn daar dienstbaar aan. Het heilsplan van God realiseert zich in de geschiedenis. ‘De wereldtijd is de tijd van de verkondiging.’ (Pag. 169)
Alle volken
De gelijkenissen die de Heere Jezus vertelde vormden een afbeelding van wat er later ging gebeuren. Noordegraaf verbindt daarom de gelijkenissen uit Lukas met de ontwikkelingen in het boek Handelingen: ‘Wat in de gelijkenissen aangaande de komst van het koninkrijk wordt aangeduid, vindt zijn illustratie en uitwerking in het spreken van de Handelingen der apostelen van het Woord en de groei van de gemeente.’ (Pag. 124)
Het beeld van het mosterdzaad (Luk. 13: 19) wordt door Noordegraaf verbonden met dat van het gezaaide zaad in Luk. 8: 1, 10. In het laatstgenoemde gedeelte is sprake van de verkondiging van het rijk Gods. Met verwijzingen naar Ezechiël en Daniël toont Noordegraaf aan dat daarin plaats is voor alle volken. ‘Zij zullen komen van Oost en West en van Noord en Zuid en zij zullen aanliggen in het Koninkrijk van God.’ (Luk. 13: 19). Noordegraaf: ‘God doet zijn rijk komen, en niet wij mensen, langs lijnen van geleidelijkheid.’ (Pag. 122)
Reeds en nog niet
Enerzijds is het koninkrijk ‘komende’, anderzijds wijzen uitspraken in het Nieuwe Testament er op dat bepaalde heilsbeloften vervuld zijn. Daarom spreken we van een ‘tegenwoordig’ en een ‘toekomstig’ aspect van het koninkrijk van God. (Pag. 174)
Aanhoudend is er sprake van reeds en nog niet. Wat in Nazareth gebeurde, zou tot in Rome voortgaan. ‘In de gemeente uit Israël en de volken neemt het koningschap van Christus gestalte aan; door de Geest deelt zij in het heil van dit Rijk, terwijl zij de volle realisering verwacht bij de parousie (wederkomst) van haar Kurios.’ (Pag. 177).  Dat schept verwachting ten aanzien van de nieuwe hemel en aarde. (Openb. 21: 1)
Leestip: Noordegraaf A., (1984), Creatura verbi, ’s Gravenhage: Boekencentrum