Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

dinsdag 30 april

Abrahams’ offer (2)

„Neem uw zoon en offer hem aldaar op één der bergen, die Ik u zeggen zal”. Offeren! Mijn zoon offeren. Een mensenoffer? O zeker, het is de mens, elk mens, gezet eens te sterven. Elk mens. Dat is sinds de zondeval zo. Dat moet elk mens. Maar een mensenoffer. Zelf zijn zoon offeren. Dat is toch nooit gehoord? Ja zo is dat bij de heidenen rondom. Maar wil God dat? Ds. W.L. Tukker legt in het Gereformeerd Weekblad van augustus 1977 deze geschiedenis uit. 

Geen uitleg

Abraham antwoordt niet. De stille man, de grote zwijger uit het Oude Testament, spreekt niet tegen. God heeft hem dit gezegd. Hij vraagt ook geen tekst en uitleg. Hij heeft God ontmoet. En God heeft tot hem gesproken. Zal hij God antwoorden? Zal hij God ter verantwoording roepen? Abraham geloofde God onvoorwaardelijk. Er staat alleen, dat hij ’s morgens vroeg op stond. Er staat niet dat hij die nacht niet geslapen heeft. Ook niet, dat hij wél geslapen heeft. Hij stond alleen maar vroeg op.


God dienen, dat betekent niet lui zijn. Vroeg tot Zijn dienst, ook als Hij het zwaarste van iemand vraagt. Zelf zadelt hij de ezel. Zelf neemt hij twee van zijn jongens mee. — En Isaäc — Twee knechten en zijn zoon. Zelf kloofde hij het hout, waarop het offer gebracht moet worden. Dat is wat! Wat een geloofsgehoorzaamheid. Wat een gedachte voor Abraham. Er staat niet, of hij met Sara overlegd heeft. En hij ging naar de plaats, die God hem gezegd had. Op de derde dag zag hij die plaats van verre. Dat is wat: hij mocht als eerste de plaats zien van het offer, als de vader van de gelovigen! Hij mocht als eerste de plaats zijn waar zo veel duizenden de ogen van het geloof op richten zullen. Maar dat wist Abraham nog niet. En Abraham zweeg stil, dragend zijn last, Gods last. 

Beloften

Dan laat Abraham de jongens met de ezel achterblijven. „Ik en de jongen zullen heengaan tot daar. Als wij aangebeden zullen hebben, dan zullen wij tot u wederkeren.” Zou Abraham niet geloven in het offer zijns zoons? Zou God het niet menen? Of zou door hem heengloren het geloof, dat God hem uit de doden zou weergeven? Ik geloof het laatste. Deze zoon had God hem beloofd. Uit hem had hij overvloedig zaad beloofd. Zouden Gods beloften hun vervulling missen? Dat kon niet zijn! Al moet het dwars door de dood heen, „Ik en de jongen komen weder”. Hebreen 11 : 18 zegt dat!

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Abrahams’ offer (1)

‘En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht, en Hij zeide tot hem: Abraham! En hij zeide: Zie hier ben...

Filippus en de kamerling (4)

„En alzo zij overweg reisden, kwamen zij aan een zeker water, en de kamerling zeide: Zie daar water, wat verhindert...