‘Deze is mijn Zoon.’ Ligt hierin niet de grote liefde van God tot schulÂdige schepselen uitgedrukt? ‘Die Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft.’ Spurgeon verwondert zich over deze liefde.
Zoon
U ziet de liefde van Abraham tot God, waar hij gereed staat om op Gods bevel zijn zoon Izaäk te offeren. U herinnert de woorden: ‘Neem uw zoon, uw enige Izaäk, die u liefhebt en offer hem tot een brandoffer.’ Dit is juist wat de hemelse Vader voor ons deed, en toch waren wij Zijn vijanden, die in opstand tegen Hem verkeerden. – Hoort, o hemelen, en verwonder u, o aarde, Hij heeft Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar Hem uit eigen beweging voor ons allen overgegeven. ‘Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad en Zijn Zoon gezonden heeft tot een verzoening voor onze zonden.’ Welk een dank zijn wij Hem daarom verschuldigd! Tot welk een toewijding moet ons dit nopen ‘Deze is mijn Zoon.’ Waar u Jezus op de Thabor of op Golgotha aanschouwt, daar ziet u God, die Zichzelf voor ons geeft, opdat wij niet verderven, maar het eeuwige leven hebben.
Offer
Wanneer de Vader verklaart: ‘Deze is mijn Zoon’, welk een Zaligmaker zal Hij dan zijn. Hoe kunnen wij ons dan niet met vast vertrouwen op Hem verlaten. Wanneer de Heere Jezus Christus niemand minder dan God Zelf is, hoe zou het Hem dan aan macht kunnen ontbreken om ons zalig te maken! Indien Hij Gods eniggeboren Zoon is, hoe veilig kunnen wij dan de noden en behoeften van onze ziel aan Zijn almachtige handen toevertrouwen! Hij is inderdaad onze ‘grote God en Zaligmaker’. ‘Het is des Vaders welbehagen, dat in Hem al de volheid wonen zou.’ Welk een Middelaar hebben wij! Zo dierbaar aan Hem bij Wie Hij voor ons tussentreedt, want Hij is Zijn geliefde Zoon! Wat een offer, dat al onze zonden bedekt, want ‘Hij heeft zichzelf voor ons overgegeven tot een offerande en een slachtÂoffer, Gode tot een welriekende reuk.’ Hoe zwart onze zonde, hoe diep onze rampzaligheid zij, wij mogen het hoofd opbeuren en uitroepen: ‘Werkelijk, de zaligmakende genade Gods is hier verschenen.’ Wanneer de Zoon van God Zichzelf tot een zoenoffer heeft overgegeven, dan zijn wij inderÂdaad verzoend en kan niemand ons in slavernij houden.
Bewonderen
Wanneer de Vader zegt: ‘Deze is mijn Zoon’, hoe groot is dan de genade van onze aanneming. Met zulk een Zoon heeft de Heere geen behoefte aan kinderen. Hij heeft ons niet tot Zijn kinderen gemaakt omdat Hij die beÂhoefde, maar omdat wij geen Vader missen konden. Het oneindige hart van de Vader was vervuld met de liefde tot Zijn Eniggeborene. Er was genoeg in Jezus om de liefde van God de Vader te bevredigen, en toch rustte Hij niet voor Hij Hem tot de ‘eerstgeborene (het hoofd) onder veel broederen had gemaakt.’ Hierin moeten wij de genade van God eindeloos bewonderen. ‘Zie hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk, dat wij kinÂderen Gods zouden genoemd worden.’ Wanneer iemand kinderloos is, en een erfgenaam verlangt, komt hij er toe een kind aan te nemen om de lege plaats in zijn huis te vervullen; maar de hemelse Vader behoefde dit niet te doen, want Hij zegt: ‘Deze is mijn geliefde Zoon.’ Onze aanneming geschiedt dus niet om Zijnentwil, maar tot onze behoefte. Ze is een bewijs van Goddelijke liefdadigheid, die uit Gods vrije liefde opwelt. Eeuwige dank zij de Vader toegebracht!