Er zijn omstandigheden waarin we de leiding van de Heere niet zien of begrijpen. De duisternis lijkt het te winnen van het Licht. Toch is niets minder waar. De Heere regeert. De kleine Westminster Catechismus (1647) stelt de vraag wat de werken van Gods voorzienigheid zijn. Het antwoordt luidt: ‘Gods werken van voorzienigheid bestaan uit het onderhouden en regeren van al Zijn schepselen en al hun daden. Dit doet Hij op een uiterst heilige, wijze en krachtige manier.’
Levensbegin
Feit is dat de Heere alle dingen leidt. Hij regeert. Hij heeft ons ongevormd begin gezien, we zijn door Hem geweven in de moederschoot (Ps. 139: 13-15). Zoals de berijming het verwoordt: ‘Ja Gij, wiens wijsheid nimmer faalt, Had mijn geboortestond bepaald; Eer iets van mij begon te leven, Was alles in Uw boek geschreven.’ Daarbij gaat de leiding van de Heere niet alleen over ons levensbegin, maar ook over het leven dat volgt. Hij draagt het.
De Heere zorgt
Thomas Boston schreef een preek over de voorzienigheid van God naar aanleiding van Matt. 10: 29: ‘Worden niet twee musjes om een penningsken verkocht? En niet een van deze zal op de aarde vallen zonder uw Vader.’
Musjes hebben weinig waarde, zo stelt Boston. Maar zo onbelangrijk als ze zijn, God zorgt voor hen, leidt hen en voorziet in alles wat zij nodig hebben. Geen van hen zal op de grond vallen, door het schot van een jager of om een andere reden, zonder de wil van de Vader. Gods voorzienigheid raakt de kleinste dingen.
De belijdenis dat de Heere regeert, zien we steeds weer terugkeren in de Bijbel. ‘De HEERE heeft Zijn troon in de hemelen bevestigd, en Zijn Koninkrijk heerst over alles.’ (Ps. 103: 19). Of zoals Paulus het weergeeft in Ef. 1: 11: ‘Die alle dingen werkt naar den raad van Zijn wil’. Hij ziet onze omstandigheden vooruit en zal in de omstandigheden voorzien. Dat ligt reeds opgesloten in Zijn Naam, zoals die genoemd wordt in de geschiedenis van Abram en Izaäk bij de berg Moria: Jehova Jireh (Gen. 22: 14). Boston: ‘Hij is het einde van alle dingen, wijs, wetend hoe alles ten beste te regelen; krachtig om alles uit te voeren dat Hij Zich ten doel stelde; en betrouwbaar om alles te verwerkelijken wat Hij verordende, beloofde en waarmee Hij dreigde.’
Wie is Hij, die zo diep, zo hoog,
Als aller wezens Vorst,
Het al op Zijne handpalm torst;
En ’t met den opslag van Zijn oog
Beweegt, en drijft en schorst?
Op worm en engel evenzeer
Verzorgend nederschouwt?
Wie is Hij? – Aller Opperheer,
Op Wie mijn hart vertrouwt.
Willem Bilderdijk (1756-1831)