Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

donderdag 14 oktober

De Heere voorziet

Na de schepping liet God Zijn wereld niet los. Integendeel, Hij is er voortdurend op betrokken. Uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen (Rom. 11: 36). Dit betekent dat niets gebeurt buiten Zijn zichtveld. 

Voorzienigheid

Op allerlei manieren zien we in de Bijbel dat de Heere betrokken is op mensen, omstandigheden en de wereld als geheel. Je ziet dat concreet in het leven van Bijbelse personen. Jezus maakt een vergelijking met de musjes die we kennen vanuit de natuur. Geen van hen valt op de aarde, zonder de wil van de Vader. Waarop hij concludeert ten aanzien van mensen: ‘En ook uw haren des hoofds zijn alle geteld.’ (Matt. 10: 30). De Heere is de behouder van het leven. Zoals Paulus opmerkt tegen Timotheüs: ‘Want hiertoe arbeiden wij ook, en worden versmaad, omdat wij gehoopt hebben op den levenden God, Die een Behouder is aller mensen, maar allermeest der gelovigen.’ 

Voorbeelden

Als Abraham de opdracht krijgt om zijn zoon te offeren, volgt hij daarin trouw. De Heere grijpt echter in, op het allerlaatste moment. ‘Toen zeide Hij: Strek uw hand niet uit aan den jongen, en doe hem niets! want nu weet Ik, dat gij God vrezende zijt, en uw zoon, uw enige, van Mij niet hebt onthouden.’ (Gen. 22: 12). Er blijkt een ram in de struiken te zitten als offerdier. Door de Heere voorzien. 

In het leven van Jozef zien we een voortdurend patroon van Gods voorzienigheid. Juist daar waar alles lijkt af te breken en dood te lopen, bereidt de Heere verlossing voor. Wie zich voorstelt wat Jozef gedacht moet hebben in de put, lopend achter een kameel door de woestijn of uitzichtloos in de gevangenis; beseft iets van de troosteloosheid die ervaren kan worden in moeilijke situaties. Maar wat mensen kwaad bedoelden, bleek door de Heere te passen in een groter plan. Onze verlegenheid blijkt Gods gelegenheid. ‘Gijlieden wel, gij hebt kwaad tegen mij gedacht; doch God heeft dat ten goede gedacht; opdat Hij deed, gelijk het te dezen dage is, om een groot volk in het leven te behouden.’ (Gen. 50: 20). 

De profeet Elia treffen we ver van huis aan, bij de beek Krith. Op de vlucht voor de koning. Schijnbaar doelloos zit hij daar in een nijpende situatie. Hoe komt hij hier aan eten; en waar zal deze situatie toe leiden. Dagelijks krijgt hij echter brood dat de raven bij hem afleveren. Drinken kan hij uit de beek. Overal wordt in voorzien. In Koningen 17 vervolgt deze geschiedenis met zijn ervaringen bij de weduwe van Zarfath. Haar meel raakte niet op, de oliekruik niet leeg. Zolang als dat de Heere dit nodig achtte. 

Petrus wordt ’s nachts onverwacht uit de gevangenis gehaald. Waarbij hij opmerkt: ‘Nu weet ik waarachtig dat de Heere Zijn engel uitgezonden heeft, en mij verlost heeft uit de hand van Herodes, en uit al de verwachting van het volk der Joden.’ (Hand. 12: 11) Aangekomen bij het huis waar de gemeente samenkwam om voor hem te bidden, kan men het nauwelijks geloven. Men is diep onder de indruk vanwege Gods verlossing. 

Niet begrijpen

De dichter van Psalm 73 begrijpt de weg niet die de Heere met hem gaat. Hij ziet de voorspoed van velen die zonder God leven en daarnaast zijn eigen ongeluk. Hij krijgt het niet op een rij. Zou er haast het geloof bij verliezen. Hij was bijna uitgegleden, zo schrijft hij. Tot hij in Gods heiligdom binnenkomt en oog krijgt voor het grote verschil. Wie nu voorspoedig leeft, kan eindigen buiten God, in eeuwige ondergang. Wie de toevlucht tot de Heere leerde nemen, is geborgen in Zijn hand. Dichtbij het altaar, het kruis; geborgen in verzoening. Waarop hij belijdt: ‘Gij zult mij leiden door Uw raad; en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen.’ (Ps. 73: 24). 

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Spurgeon: Alles uit Christus

Wij kunnen de zoekende ziel niet te vaak en te duidelijk zeggen dat haar enige hoop op verlossing ligt in de Heere...

Gevallen mensen

Een diepe gebrokenheid heeft zijn intrede gedaan, bij de val van de mens in het paradijs. De mens was goed geschapen...