Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

woensdag 27 maart

De Zoon van God in het donker (1)

Ds. W.L. Tukker schreef in 1963 in het Gereformeerd Weekblad over het kruiswoord dat Jezus uitriep tijdens de drie uren van dikke duisternis op Golgotha. ‘Dat is om drie uur in de namiddag, juist op de tijd, dat het offer gebracht werd. Drie uren werd daar duisternis, over de gehele aarde, zoals onze tekst zegt, over het gehele land, zoals de Engelsen lezen. 

Donker

Daar is inderdaad een getuigenis van Dionysius, een man uit Egypte, die meldt van deze duisternis ook in dat land. Drie uren lang hield de zon haar licht in. Van een zoneclips kan er door de stand van de zon, de maan en de aarde geen sprake zijn in de Paastijd, omdat dat de tijd van de nieuwe maan is. Daarenboven duurt een zoneclips nooit zo lange tijd. Dit is een bijzondere daad Gods, Die machtig was om eens de zon achterwaarts te doen gaan, Die eens sprak en het licht was er, en Die ook machtig is om te spreken en het licht houdt op, zolang het Hem behaagt, Die andermaal spreekt en het licht keert weder. Als eens de Hogepriester op de grote Verzoendag inging in het heilige der heiligen, dan trad hij in het volkomen donker. Nu de grote Hogepriester Zijn lijdensgang maakt, treedt Hij in Gethsémané in het voorhof, op Gabbatha in het heilige, op het kruis in het heilige der heiligen. Wat eenmaal voorafgebeeld werd in tabernakel en tempel, dat wordt nu diepe werkelijkheid. De Zoon Gods komt in het volkomen duister, niet opdat God de hete zonnestralen op Zijn gefolterde lichaam weren zou, ter leniging van Zijn smart. Want veel meer dan hete zonnestralen zullen op Hem branden, ook niet slechts de koortshitte, maar niets minder dan de hitte van de toorn Gods over de zonde. Dit donker heeft iets meer te zeggen.

Godverlatenheid

Het is de duisternis der hel, de duisternis van de Godverlatenheid, die de Zoon Gods doorstaat. Geen woord komt in die drie uren over Zijn lippen en daarna, omtrent de negende ure, spreekt Hij Zijn diepste kruiswoord, de enige klacht, die ons de diepte van dat lijden, wat Hij die drie uren doorstaan heeft, te aanschouwen geeft. Hier is voor Hem de nederdaling ter helle. In deze ure heeft Hij doorworsteld de strijd, waarvan de worsteling in Gethsémané nog maar het voorspel was. Hier wordt al de toorn Gods in Christus en op Christus uitgegoten. God is een licht en in Hem is gans geen duisternis. De hemel is de plaats waar het nimmer nacht zal zijn, waar men het licht van de zon en de maan niet meer hebben zal, kortom de plaats van het ongemeten licht. Trekt God het licht van Zijn genade — ook het licht van Zijn algemene genade — in, dan is er de buitenste duisternis. Wat Egypte, let daar wel op, in de voorlaatste, de negende plaag, te doorstaan kreeg, dat is er een voorproef van. Deze duisternis valt nu op Christus. De anderen hebben wel die duisternis meegemaakt, maar zij zijn het zich niet bewust geweest en zij hebben daar de bittere smaak niet van gehad, zodat zij direct na de negende ure weer durven spotten: “Hij roept Elia, laat ons zien, of Elia komt.” Maar Christus heeft het ten volle niet alleen doorgemaakt, maar ook in al zijn bitterheid gesmaakt, de Godverlatenheid.

Verlaten

Deze drie uren in de helse pijn is dan al het nodige gebeurd. Het dichte gordijn van de donkerheid en van het zwijgen van Christus is ervoor geschoven. Alleen dit kruiswoord licht een tip van die sluier op. Het beginwoord van Psalm 22 hier aangehaald, doet ons héél Psalm 22 opslaan. Daar worden vele trekken van het lijden gevonden, die niet op David maar op Christus sloegen. Verdeelde klederen, verlote klederen, doorboorde handen, enz. Daar wordt ook gesproken van een stierenheir uit Basan, sterk van krachten, van een muitgespan en honden met opgesperde bek. Zie dat alles daar in die drieurige duisternis vervuld. Al de machten der hel komen op Hem aan. Hier wordt wel des satans kop vermorzeld, maar ook worden verzenen vermorzeld. Fel verwoed komt de moordenaar van den beginne. Eens in de woestijn week hij voor een tijd. Nu komt hij om aan Hem al de lust te koelen, die hij anders gekoeld zou hebben aan de uitverkorenen. In de Godslasterlijke taal rond het kruis spraken zijn trawanten, maar nu spreekt hij zelf. Al de verleidingen waarover hij beschikt: Zegen God en sterf. Of ook al de zonde van Zijn volk Hem voorgehouden. Wij kunnen daar nooit in komen wat dat geweest is in die drie-urige duisternis. De kerk belijdt: Nedergedaald ter helle. En de Heere Zelf zegt aan het eind daarvan met grote stem: “Eli, Eli, lama sabachtani.” 

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Filippus en de kamerling (4)

„En alzo zij overweg reisden, kwamen zij aan een zeker water, en de kamerling zeide: Zie daar water, wat verhindert...

Filippus en de kamerling (3)

Wat las de kamerling uit Candacé in de profetieën van Jesaja? Ds.W.L. Tukker gaat daarop in, bij zijn meditatie over...

Filippus en de kamerling (2)

‘Die man had een boekrol bij zich van Jesaja. En daar zat hij op reis in te lezen. Hij was al in Jesaja 53!’ Aldus ds....