Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

maandag 16 oktober

Ds. G. Boer: Gods Geest en onze geest (1)

‘Wist ik het maar! Deze uitroep horen wij nogal eens. Wanneer onze kinderen met een moeilijke som bezig zijn, kunnen zij soms zuchten: Wist ik de oplossing maar! Dat kan ook ons volwassenen overkomen, wanneer wij voor onoplosbare vragen staan.’ Ds. G. Boer schreef in 1967 in de Waarheidsvriend een artikel over geloofszekerheid. 

Onzekerheid

‘Onzekerheid behoort tot het levensgevoel van onze tijd. Sommigen lijden daaraan. Anderen menen, dat het tot ons beperkt menszijn behoort, dat wij met de nodige vraagtekens door het leven gaan.

Ook in de zielszorg horen wij soms de uitdrukking: Wist ik het maar! Hiermee wordt bedoeld, dat men geen klaarheid heeft in de persoonlijke verhouding met God en dat men niet weet, of men een kind van God is. Voor sommigen is dat helemaal geen vraag, omdat zij dit de meest vanzelfsprekende zaak van de wereld vinden.

Weet

Wanneer wij echter Paulus in Rom. 8 horen spreken, dan beseffen wij, dat hier een mens aan het woord is, die het weet. Er is een gezegde dat luidt: Wie het weet, mag het zeggen! Welnu, Paulus weet het. Wat weet hij? Dat hij een kind van God is. Hoe weet Paulus dat? De tekst geeft het antwoord: Gods Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn.

Paulus spreekt hier over de Heilige Geest, die op het Pinksterfeest in Jeruzalem is uitgestort.

Wij hebben deze uitstorting van de Geest nog maar kortgeleden herdacht.

Dit Pinksterfeest is een evenement geweest! Ieder, die het meemaakte was ervan onderstboven. De apostelen stonden in vuur en vlam en door hun prediking kwamen op één dag drieduizend mensen tot bekering. Daarbij is het niet gebleven, want vele anderen kwamen in de daaropvolgende tijd tot geloof, waaronder ook Paulus.

Vrijheid

Je vraagt je af, of de Heilige Geest er voor Pinksteren dan niet was? Jawel, zegt Paulus, die was er wel, maar dan als een Geest van dienstbaarheid tot vrees (vers 15). Dit betekent, dat de gelovigen vóór de komst van de Geest wel genade ontvingen, maar dat deze genade omringd werd door scherpe geboden en verboden. De echte vrijheid was nog niet gekomen.

Deze vrijheid ontstond, toen Christus de Wet vervulde en Zijn Geest uitzond. Deze Geest wordt genoemd: de Geest der aanneming tot kinderen, waardoor wij roepen: Abba, Vader! De Geest bevrijdt van het angstige gevoel slaaf te zijn. Nu durft Paulus vrijmoedig God: Vader te noemen. Nu is hij van Gods liefde en genade verzekerd en weet hij, dat hij een kind van God is.

Kind van God

Daarover komt Paulus niet uitgepraat. Het is ook een geweldige zaak een kind van God te zijn. Dit is zo veelomvattend, dat Paulus de ene gedachte na de andere ontwikkelt en dat het geheel zich aaneenrijgt tot één grote dankzegging aan de God en Vader van de Heere Jezus Christus en tot één grote troost voor de kinderen Gods, ook vandaag.

De Geest leert dus roepen: Abba! Vader! Want als de Geest ons dit niet leert hebben wij geen tong om God Vader te noemen. Hij werkt dus zo, dat wij gaan roepen. Zo werkt de Geest meestal. Hij grijpt ons in het hart, zodat wij met ons hele leven erbij betrokken worden. Zo is het ook, wanneer Hij ons roept tot geloof en bekering, tot lof en aanbidding. Dan werkt Hij tegelijk — op een voor ons onverklaarbare wijze — dit geloof, deze bekering, lof en aanbidding. Dan werkt de Geest dit alles en wij zijn er helemaal bij betrokken.’

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Abrahams’ offer (2)

„Neem uw zoon en offer hem aldaar op één der bergen, die Ik u zeggen zal". Offeren! Mijn zoon offeren. Een...

Abrahams’ offer (1)

‘En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht, en Hij zeide tot hem: Abraham! En hij zeide: Zie hier ben...

Filippus en de kamerling (4)

„En alzo zij overweg reisden, kwamen zij aan een zeker water, en de kamerling zeide: Zie daar water, wat verhindert...