Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

dinsdag 27 juni

Ds. I. Kievit over de moederbelofte uit Genesis 3 (2)

‘De Heere roept den mens tot de orde en vraagt: Adam, waar zijt gij?’ Ds. I. Kievit legt in een meditatie over de moederbelofte uit hoe God de mens terugroept. Daarbij blijkt hoe diep de mens gezonken is, maar ook hoe genadig de Heere Zich toont. 

Wantrouwen

‘Dan openbaart zich de diepte van het bederf, dat zo plotseling de levenswortel van de mensen als een kanker had aangetast, want hij neemt het op tegen God, verontschuldigt zich en werpt een blaam op anderen en zo op God: Toen zei Adam: de vrouw, die Gij mij gegeven hebt, die heeft mij gegeven van dien boom, en ik heb gegeten. En de Heere God zei tot de vrouw: Wat is dit, dat gij gedaan hebt? en de vrouw zei: Die slang heeft mij bedrogen en ik heb gegeten.”


Zo schuift Eva de schuld op de slang en over de slang heen op God. Hoe wordt de naaktheid hunner ziel openbaar! Zij vluchten niet tot God om vergeving, noch vragen bedekking van de Heere, doch hechtten zich vijgenboombladeren samen tot schorten. Zie, hoe hoogmoedig de mens is geworden door de val. Hoe onwillig is hij ook de misdaad alleen op zichzelf te leggen en zich voor God te verootmoedigen. Zijn antwoord was trotsheid jegens zijn Schepper, vijandschap tegen zijne vrouw en geveinsdheid met betrekking tot zichzelf. Welk een stroom van ellende kwam over de mens en zijn ganse geslacht. 

Wanneer wij dit alles overwegen, dan schittert de vrije genade, dat de Heere omzag naar zijn gevallen schepsel, dat de dood zich had waardig gemaakt en inderdaad geestelijk was gestorven. Ware genade niet tussengetreden, zo zouden zij weggezonken zijn in de eeuwigen dood. Zij waren wettig en geestelijk dood, kinderen der boosheid, erfgenamen van de hel. Zij hadden gegeten van de vrucht van de boom, welke God hun verboden had. En als zij voor God worden gedaagd, wilden zij, niettegenstaande hunne misdaad zo kennelijk was, deze niet belijden. 

Redding

Waarom wordt het doodvonnis niet voltrokken en waarom varen zij niet levend ter helle? Gods eeuwige wijsheid had het ontwerp der redding gereed. Ja, wij weten, dat het Lam is geslacht van voor de grondlegging der wereld. Uit die bedeling alleen kan de dood worden overwonnen en het leven worden geschonken. Zie, dit voornemen van de liefde was van eeuwigheid verborgen in het hart van God. Niettegenstaande Adam en Eva zich niet vernederden, zó zelfs, dat zij niet eens vergeving vroegen, gaat het voornemen der liefde door en God spreekt onmiddellijk de vloek uit over de slang, over de mens echter een zegen. Hij doet hem een ster van hoop lichten in de nacht van het oordeel. 

Slang

Zo richt dan de Heere zich in tegenwoordigheid van het eerste mensenpaar tot de slang, die instrument van de duivels was geweest in de verleiding. Met een enkel woord slechts wijzen wij daarop thans. Die slang was bezeten door de duivel, die door haar sprak. Zij was het meest schrandere dier vóór de val, waar de mens vertrouwelijk mee omging. Juist daarom koos de duivel de slang om de kinderlijken mens te verleiden. De Heere ondervraagt de slang niet naar haar misdaad. Zeker, de slang is een stom dier en zonder zedelijke verantwoordelijkheid, maar de Heere spreekt zowel tot de slang als de Machthebbende als ook tot de duivel, die in het paradijs is ingeslopen in de slang. Hij wordt nu ook gedagvaard om zijn vonnis aan te horen. Zijn schuld was openbaar en de Heere had geen plan van de  genade met het toonbeeld van zijn gerechtigheid. De Heere richt geen vragen tot de duivel. 

Adam en Eva

De ondervraging van onze eerste ouders was de inzet van de genadedaad Gods, waardoor de Heere hen zou wederbaren ten leven. En nog vóór de vloek over de aarde wordt uitgesproken en de ellende wordt aangekondigd over Adam en Eva en hun geslacht, komt de Heere met een daad van ontferming. De genade is het oordeel vóór geweest. Hier zijn goddelijke verwijten ten leven. De inzet is de ontdekking van een weerstrevend schepsel, dat voor de val nooit tegen de Heere antwoordde, maar nu Hem hoont en tegenspreekt! 

Maar genade zal heersen tot het eeuwige leven. Hij zal het voornemen van Zijn liefde niet laten verijdelen, maar doen ervaren, dat Zijn almacht spreekt en het is er. Gelijk Hij op de vierde dag van de scheppingsweek had gesproken: daar zij licht en er was licht, zo zal Hij ook het leven oproepen in de dood door de almacht van Zijn genade. Werkelijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het zaad van Abraham aan.

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Abrahams’ offer (2)

„Neem uw zoon en offer hem aldaar op één der bergen, die Ik u zeggen zal". Offeren! Mijn zoon offeren. Een...

Abrahams’ offer (1)

‘En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht, en Hij zeide tot hem: Abraham! En hij zeide: Zie hier ben...

Filippus en de kamerling (4)

„En alzo zij overweg reisden, kwamen zij aan een zeker water, en de kamerling zeide: Zie daar water, wat verhindert...