Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

dinsdag 4 juli

Ds. I. Kievit over de moederbelofte uit Genesis 3 (3)

‘Eerst echter richt de Heere God zich in de moederbelofte tot de slang, het slangenbeest dus en door dit slangenbeest heen tot de duivel.’ Aldus ds. I. Kievit in een meditatie over Genesis 3: 15 in 1936.  

Slang

‘Omdat u dit gedaan hebt, zo bent u vervloekt boven al het vee en boven al het gedierte van het veld. Op uw buik zult u gaan en stof zult u eten, alle de dagen van uw leven. De slang is overheerst en misbruikt door de boze macht. Toch wordt nu de slang als dier vernederd. In haar gestalte en leven moet zij als dier het teken dragen van haar levensaanraking met de duivel. En de gemeenschap met het menselijke leven haar tevoren boven de andere dieren gegund, wordt in voortdurende vijandschap veranderd. 

Zeker wordt al het dierlijke leven getroffen door de vloek, omwille van de mens, maar de slang treft een bijzonder oordeel. De slang is het van God vervloekte dier, het satanische beest, dat in de wereld van de dieren ons het meest laat zien van de duivel. 

De slang wordt in de dierenwereld, als dier onder de dieren door God vernederd, zoals zij tevoren hoog en heerlijk was. Maar met de slang treft het oordeel de hele dierenwereld en de aarde. In die samenhang met de mens had de Heere Zijn schepping geformeerd. 

Bij de gevallen mens behoort een gevloekte aarde. Sindsdien zijn de dieren onvrij tegen boze machten, die de mens had moeten keren. Met de schepping ondergaat het dierlijk leven de gevolgen van de vloek van God. Zo werkt de verwijdering tussen mens en dier door. Ware het niet, dat de Heere aan de mens de macht verleend had over het leven van de dieren, zo zou het dierlijke leven een voortdurende ernstige bedreiging zijn geweest voor het menselijk bestaan. De verwijdering tussen mens en dier neemt de scherpste vorm aan tussen slang en mens. Daar breekt zij in verwoede vijandschap uit.

Kruipen


Maar nu moet die slang ook dragen haar vloekteken onder de dieren. De vloek bestaat hierin, dat zij voortdurend op haar buik zal kruipen en stof zal eten. Bij het kruipen op denbuik krijgt de slang vanzelf stof in den bek. In Micha 7: 17 lezen wij: zij zullen het stof lekken als de slang, waaruit ons blijkt, dat het stof lekken bij de slang letterlijk is bedoeld. Blijkbaar is dus de voortbewegingswijze van de slang na de val gewijzigd, anders toch was hier van geen oordeel van vloek sprake. 

De huidige voortbewegingswijze is gevolg en teken van de vervloeking van de slang. Hoe de beweging tevoren was, weten wij niet en het heeft dus geen zin erover te fantaseren. Maar nu verschijnen hier duivel en slang als een twee-eenheid. In die slang en haar vloek is profetie van satan en zijn lot. Uitgebannen uit de slang heeft satan nu in dit gevloekte dier het beeld van zijn toekomst voor zich. 

Dit betekent voor zijn bewustzijn meer dan voor het onze, omdat hij de slang voor de val heeft gekend. Zijn bestaan zal laag en verachtelijk zijn, gepaard met dodelijke vijandschap tegen het geslacht van de mensen. Satan is door zijn afval van God een laag schepsel geworden, gevloekt door God. Want het mag zo zijn, dat hij zich verheft als de slang, die gaat staan om met zijn kop te slaan naar zijn vijand om zijn giftand zo diep mogelijk in te slaan in het vlees, het blijft het lage dier. Het is een zich opheffen om neer te zinken in het stof, om te zinken in het oordeel van de goddelijke vloek.

Oordeel


Het oordeel nu over zichzelf en zijn beeld ontving hij in het vonnis over de slang, om in de verwezenlijking van de geschiedenis te ervaren hoe zwaar zijn vervloeking was, waarmee God hem trof.

In dit bijzondere licht nu spreekt de Heere het eerste woord van het evangelie. En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, tussen uw zaad en haar zaad, datzelve zal u de kop vermorzelen en gij zult het de verzenen vermorzelen.’

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Abrahams’ offer (2)

„Neem uw zoon en offer hem aldaar op één der bergen, die Ik u zeggen zal". Offeren! Mijn zoon offeren. Een...

Abrahams’ offer (1)

‘En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht, en Hij zeide tot hem: Abraham! En hij zeide: Zie hier ben...

Filippus en de kamerling (4)

„En alzo zij overweg reisden, kwamen zij aan een zeker water, en de kamerling zeide: Zie daar water, wat verhindert...