Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

dinsdag 7 mei

Ds. W. L. Tukker: Abrahams’ offer (3)

„Abraham legde het hout op Izaäk en nam zelf het vuur en het mes in zijn hand. En zij beiden gingen te zamen.” Abraham zegt niets. Geloof in al zijn zwaarte, in al zijn worsteling, wil alleen doorworsteld worden. Geloof is doorgaans meer een zaak van het hart dan van de mond.

Vader en zoon

Dan komt er een nieuwe beproeving. Izaäk spreekt tot zijn vader: „Mijn vader.” Wat een tere verbondenheid. Niet: vader, maar „mijn vader”. Die je liefhebt. De liefde is wederzijds. Het is, alsof de jongen voelt, dat zijn vader wat heeft.
„Mijn vader.” Dit was niet alleen kinderliefde en kinderlijke eerbied, maar daar was tussen die beiden ook geloofsverbondenheid. De vader der gelovigen heeft een gelovige zoon. Dit is de eerste van Abrahams geestelijke kinderen! Kostelijk, als er een geestelijke band is tussen ouders en een kind!
„Zie hier ben ik, mijn zoon”, wordt ook nu Abrahams stereotype antwoord. Dat wil zeggen: „Mijn zoon, ik ben tot uw dienst.” Gewone vragen mag een kind aan zijn vader vragen, maar zeker vragen omtrent de religie, in dit geval het offer. Kostelijk, als een zoon met zijn vader over de religie praat, over het offer.

Offer


Abraham zegt: „Als wij daar zullen aangebeden hebben.” Maar Izaäk begrijpt, dat er ook geofferd zal worden. Hij weet niet, dat hij dat offer zal zijn. Hier is het vuur — dat was wat zijn vader droeg — dat noemt hij eerst — en het hout. Het mes noemt hij niet. „Maar waar is het lam ten brandoffer?” Netelige vraag voor Abraham. „Mijn zoon, dat zijt gij”, dat durft of wil Abraham niet zeggen. Hij geeft een ontwijkend antwoord. „God zal Zichzelven een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon.” Het is wel een ontwijkend antwoord, maar geen diplomatiek antwoord. Het is zelfs een profetisch antwoord! Zo gingen die beiden samen. Onder het woord van de profetie. Onder het woord van het geloof. Lezer, onder de profetie, onder het geloof, is elk pad begaanbaar.


Dan bouwt Abraham een altaar van aarde, naar Gods voorschrift. Aarde voor aarde, steen voor steen bouwt hij aan het altaar voor zijn zoon. Wat een geloofsdaden, niet? Op de plaats, die God gewezen heeft. Hetzij door de schechinah, de vuurzuil Gods, hetzij door innerlijke inspraak. Hij legt het hout, schikt het. En bond zijn zoon Izaäk. Hij zal het nu aan Izaäk gezegd hebben, of hij zegt het niet. Dan heeft Izaäk het begrepen uit deze zichtbare aanwijzing Gods. Wat een geloofsdaden van Abraham, maar ook van Izaäk. Daar is iets van de bereidwilligheid van Christus in die jongen. „Die zijn leven zal verliezen om Mijnentwil en om des Evangelies wil, die zal het behouden.”

Gebonden


Hij laat zich binden. Zoals Christus later. Hij had natuurlijk zijn oude vader kunnen weerstaan, maar ook Izaäk is offerbereid. Dat is de genade van Christus. Sommigen hebben zich door het geloof overgegeven.

Abraham strekte zijn hand uit en nam het mes om zijn zoon te slachten. Daar hebt u het geloof: getrouw tot in de dood! En dan komt God. Hij zendt zijn Engel. Dat is de ongeschapen Christus, de Christus voor Zijn vleeswording: „Abraham, Abraham!” En weer zei hij: „Zie, hier ben ik.” En dat is weer de heilige Abraham: Altijd tot Uw dienst. „Strek uw hand niet uit naar de jongen en doe hem niets; want nu weet Ik, dat gij godvrezende zijt en uw zoon, uw enige, van Mij niet hebt onthouden.”

Dat is de God van de geloofsbeproeving: Hij laat het water wel tot aan de lippen komen, maar er niet over. Hij heeft dit aan de Vader van de gelovigen tot een voorbeeld gezet en daarmee al diens zaad, wat Hij doen zou, als Hij Zijn enige Zoon, die Hij liefheeft, tot een offer zou stellen tot verzoening voor de zonden.

Gereformeerd Weekblad, 1977

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Abrahams’ offer (2)

„Neem uw zoon en offer hem aldaar op één der bergen, die Ik u zeggen zal". Offeren! Mijn zoon offeren. Een...

Abrahams’ offer (1)

‘En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht, en Hij zeide tot hem: Abraham! En hij zeide: Zie hier ben...

Filippus en de kamerling (4)

„En alzo zij overweg reisden, kwamen zij aan een zeker water, en de kamerling zeide: Zie daar water, wat verhindert...