Dat God alle dingen regeert kan ons bemoedigen, maar ook diepe vragen geven. Want als Hij alles in de hand heeft, hoe kan er dan zoveel zijn dat voor ons gevoel niet goed gaat? Ds. W.L. Tukker gaat op twee van deze vragen in.
Zonde
Als God in alle dingen de hand heeft, als er geen toeval is, hoe is het dan met het kwaad? Dit is een reële vraag, die veel christenen herkennen. Als God alles kan tegenhouden en Hij doet het niet, hoe verhoudt Hij Zich dan tot het kwaad?
Ds. W. L. Tukker gaat erop in: ‘De mens is geschapen met een vrije wil. Ook de engelen zijn geschapen met een vrije wil. De goede engelen hebben hun beginsel bewaard, de kwade hebben hun beginsel verloochend en zijn niet staande gebleven. Nu zijn zij daarmee hun wil niet kwijtgeraakt. Zij kregen een gebonden wil, die niet kan dan kwaad doen.
Net zo is het met de mens gegaan. Die wil, die krachten en vermogens zijn bij de ongevallen engelen onveranderd gebleven. Bij de gevallen engelen en bij de gevallen mensen zijn zij ook gebleven, maar volkomen in het tegendeel omgeslagen. Onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad.
God hield de hand aan hun bestaan en onderhield hun eens gegeven vermogens, maar alleen ten goede. Misbruikten duivelen en mensen nu deze hoogstaande gaven in het kwaad, is God zo goed geweest en gebleven om hun al hun talenten te laten. Maar Hij is niet de auteur of de werker van het kwaad, dat zij doen.
Wat doet God nu? In Zijn onbevattelijke goedheid laat Hij deze Zijn schepselen niet geheel los, maar werkt uit dat kwade het goede. Hij vernietigde niet heel die gevallen schepping, behalve de ongevallen engelen, maar Hij gaf Zijn Zoon. Opdat Die een Koninkrijk zou oprichten; mensen zou redden en een nieuwe hemel en een nieuwe aarde scheppen. En als dan dat Koninkrijk er volledig zal zijn, dan zal blijken dat de Heere uit het kwade het goede zal hebben voortgebracht.’
De Heere houdt de hand aan het kwaad; het loopt Hem niet uit de handen. Hij is er echter niet de auteur van. Ook in Zijn rechtdoen in antwoord op het onrecht dat mensen doen, komt de Heere aan Zijn eer.
Onbegrijpelijke weg
Veel van wat God doet, gaat ons begripsvermogen te boven. We kunnen er niet bij. Begrijpen het niet. Tukker: ‘Wij moeten dat niet nieuwsgierig en precies onderzoeken, meer dan ons begrip verdragen kan. Wij moeten God God laten en Gods Woord Gods Woord laten.
Wij moeten alles geloven, maar eens tevreden zijn als de Heere zegt: Dat zeg Ik je nu niet, dat zal je na dezen verstaan. Misschien geeft God dat na jaren, misschien pas na dit leven. Al zijn de verborgenheden van God voor die Hem vrezen, dan moeten wij ook nog eens verborgenheden houden, waarvoor wij blijven staan. Heere, U zult het wel goed doen! Ik geloof! Wij moeten leerlingen van Christus zijn en blijven. Wij moeten ons alleen houden aan wat Gods Woord ons aanwijst en wij moeten niet over de bepalingen en beperkingen, die het Woord stelt, heen stappen.’
Volgens Tukker leidt dat namelijk tot zelfoverschatting, hoogmoed: ‘Wie dat doet, weet toch niet meer dan Gods Woord leert en hij loopt gevaar toe te doen aan Gods Woord (en je weet wat daarop staat!). Wij zijn er goed aan toe, als wij van harte geloven in de voorzienigheid Gods en eindigen in het: God is groot en wij begrijpen het niet.’
De duivel toont zich aan christenen als een vijand, hij wil hen schaden. De Heere houdt hem echter in toom. De Heere laat niet los, maar zal voor hen die Hem liefhebben alle dingen doen meewerken ten goede.
Leestip: Geloof en verwachting, ds. W.L. Tukker (De Groot, Goudriaan, 1975).