Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

woensdag 6 december

Ds. W.L. Tukker: Laat ons dan heengaan naar Bethlehem (1)

‘Bethlehem is de stad, die door de eeuwen heen, veler aandacht geboeid houdt in de laatste weken van elk jaar.’ Aldus ds. W.L. Tukker in december 1956 in het Gereformeerd Weekblad. ‘Wat is het, dat dit stadje uit het oude Jodenland zo aantrekkelijk maakt bij de velen uit alle delen der wereld, nu al zoveel eeuwen lang? Wat is het toch dat deze bekoring die er van uitgaat, zo blijvend maakt?’

Geschiedenis

Dat is geen romantiek, want romantisch is er niets aan zijn oude gebouwen, aan zijn geschiedenis, aan hèt gebeuren van dat stadje. Is het dan de roem van de oude geschiedenissen, die daar plaats vonden? Ach neen, de geschiedenis, die het boek Ruth ons daar verhaalt, is er een van de harde werkelijkheid van hongersnood, van armoede, van aren lezen om povere broodwinning. De jeugd, die David daar doorbracht, is al evenzeer de harde jeugd van een herdersjongen geweest. En als Christus daar geboren wordt, dan is er weer het harde leven der armen: geen herberg, geen huis, maar een stal; geen wieg, maar een kribbe, geen kleertjes, maar doeken. Niets bekoorlijks aan dat oude Bethlehem! Toch blijft het boeien en bekoren om Hem, Die daar geboren werd, Christus de Heere, in die stad Davids. Hij was de Zoon Gods en de Zoon des mensen, Zijn Vader was God, Zijn Moeder Maria.

Door Hem, de Nazaat van Ruth en van David, kregen de geschiedenissen van een arenraapster en van een herdersjongen betekenis. Hij is de roem van Zijn geslacht. 

Oude Testament

Het hele boek Ruth, dat de Heilige Geest deed voorafgaan aan de boeken van Samuël, diende slechts om de afkomst van David bekend te maken. Dat bewijst wel de korte geslachtslijst aan het eind van dit boek. Dan volgen de twee boeken, die over Saul heen de komst van de grote koning David vermelden, wie als dè man naar Gods hart het bijzonder voorrecht beschoren was, de voorvader en tevens afschaduwing van Christus te zijn. De Heere Jezus is de Zoon Davids en wordt geboren in de stad Davids. Deze koning David, die het geheim heeft verstaan bij uitstek, een theocratisch vorst te zijn, treedt om zo te zeggen weer in het ambt, dat Adam gedragen heeft en beeldt zo af dat ambt, dat de tweede Adam ten volle zal dragen. Om Hem en door Hem, de Christus, werd dit oude voorgeslacht opgeheven uit zijn nederigheid tot koninklijke heerlijkheid. Dieper nog, uit de diepte van zondeschuld en – nood werd dit oude voorgeslacht aangenomen tot het kindschap Gods. Ruth, uit het heidendom gekomen, David uit diepten van zonde gehaald, worden het duidelijk getekende beeld voor de geslachten vóór Christus en na Christus, voor een wereld, verloren in schuld, waarin Christus heeft willen ingaan.

Geringste

Bethlehem wordt het symbool van diepe vernedering en van koninklijke heerlijkheid. In David, uit het geringste van Juda’s duizendtallen, verrijst de koningstroon. In Christus, uit stal en kribbe, bloeit de gloriekroon op voor ’t hoofd van Davids grote Zoon. Bethlehem predikt genade en eer. Hij heft armen op uit het slijk om ze te zetten naast prinsen en wereldgroten. „Hij heeft ons gemaakt koningen en priesters, onze God.” Dit is het wat Bethlehem aantrekkelijk gemaakt heeft en maakt. „Laat ons dan henengaan naar Bethlehem.”

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Abrahams’ offer (2)

„Neem uw zoon en offer hem aldaar op één der bergen, die Ik u zeggen zal". Offeren! Mijn zoon offeren. Een...

Abrahams’ offer (1)

‘En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht, en Hij zeide tot hem: Abraham! En hij zeide: Zie hier ben...

Filippus en de kamerling (4)

„En alzo zij overweg reisden, kwamen zij aan een zeker water, en de kamerling zeide: Zie daar water, wat verhindert...