Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

vrijdag 8 december

Ds. W.L. Tukker: Laat ons dan heengaan naar Bethlehem (2)

Zo zeggen allen, die achter hen naar Bethlehem gaan, te weten, die daar zoeken de Zaligmaker, Christus de Heere, God geopenbaard in het vlees. Schuldbeladenen, bedroefden om de zonden, dorstenden naar God, die gaan naar Bethlehem en worden niet teleurgesteld. 

Wonen

Op hen wil Hij zien, bij hen wil Hij wonen, die van een nederige en verslagen geest zijn; een nederige en verslagen geest is van Hem nooit veracht. Dat zijn Gods offers, die naast het goud, de wierook en myrre van de koningen uit het Oosten in Bethlehem welkom zijn. Elk, die in Bethlehem wat anders zoekt dan een Zaligmaker van zondaren, vindt dingen, die niet blijvend zijn, hoogstens een stad met rijke geschiedenis, stemming, die vergaat als rook, troost die niet echt is. De kerstfeestvieringen van onze tijd leveren daar, dunkt mij, veelal het trieste beeld van. 

Nu moet aan boetvaardigen de weg gewezen worden, om Jezus te zoeken en te vinden. De engel wees die weg aan de herders. Het lijkt zo, of na de herders elk de weg tot Christus wel weet en of elk wel weet wie Christus is. Wij weten dat zomin als elk weet wat zonde is. God moet ons bepalen bij onze zonde, God moet ons openbaren wie Christus is en God moet ons ook de weg wijzen om tot Hem te gaan. Evengoed óns als de herders. Van onszelf weten wij van dit alles niets, hebben wij geen last van onze zonden, zien wij geen heerlijkheid in de Heere Jezus en kennen wij de weg niet om tot Hem te gaan. Als voor het Israël van die dagen, ligt dan Bethlehem voor ons in duisternis en vergetelheid. Waar echter God dit alles leert, daar gaan wij. Naar Bethlehem.

Besluit

Dit gaan is het besluit van de door God daartoe verkorenen, maar het is ook hun vaste besluit. „Ik zal opstaan en tot Jezus gaan.” Gelukkig, die het besluit kan nemen om alles te verlaten, om Hem te gewinnen. Daar is wat handwerk, dat belet om tot Hem te gaan, evenals de wacht bij de kudde een — menselijk gezien — gerechtvaardigd excuus voor de herders had kunnen zijn. Men moet eens komen tot het besluit om de duisternis te verlaten, om tot het licht te komen, waarmee de Opgang uit de hoogte beschijnt. Daar is in de Schrift sprake van getrokken worden uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht. Maar daar is ook ’t „Maak u op, word verlicht.” En dan is er ook nog het blijven in de duisternis, omdat men de duisternis liever heeft dan het licht. De zielen, die hunkeren naar het licht, zullen op een bepaald moment opstaan uit de duisternis en gaan tot het licht der lichten, Jezus Christus.

Laat ons dan henengaan.

Waar genade inwerkt op het wilsleven, daar gaat men willen wat God wil en dit is de wil Gods, dat gij gelooft het Evangelie. Hier houdt alle redeneren op, hier houdt de weerhoudende macht van de zonde op, hier zwijgt de ketterij, alle onmacht, alle onwil, hier spreekt alleen het geloof en men gaat. En waar men gaat, daar schouwt men Christus in de staat van Zijn diepste vernedering en dat aanbidt men. Daar aanschouwt men ook, door de windselen heen, Christus in de staat van Zijn hoogheid, dan toch de geboren Koning, dan toch Gód, al is Hij geopenbaard in het vlees. Waar het geloof gaat en ziet, daar ziet het alles wat God in Christus schonk. Daar aanbidt men Christus in Zijn beide naturen, in Zijn beide staten. Daar ontvangt men in Christus alles wat tot het leven en tot de gelukzaligheid nodig is.

Kerst

Dat is Kerstfeest. Dan versiert men de staat van Zijn vernedering niet, die om onzer zonden wil was, dan overdekt men de glans van Zijn Godheid niet met al de zogenaamde kerstversierselen. Dan heeft men aan Jezus genoeg. Laat ons dan henengaan naar Bethlehem.

Naar Bethlehem…

De kleine schaar van herders ging en klein blijft de schaar door de eeuwen heen, maar zij blijft ook en groeit met enkelingen (vele of weinig) steeds door… en zij vinden Christus de Heere, in de stad Davids, welke Bethlehem genaamd werd.

Bethlehem, huis, voor hen de stad van de onvergankelijke roem, de roem van de Zaligmaker van zondaren. Het is voor hen de stad van de vrede en blijvende vreugde .Laat óns dan ook henengaan naar Bethlehem in deze Advents-en kersttijd.

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Abrahams’ offer (2)

„Neem uw zoon en offer hem aldaar op één der bergen, die Ik u zeggen zal". Offeren! Mijn zoon offeren. Een...

Abrahams’ offer (1)

‘En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht, en Hij zeide tot hem: Abraham! En hij zeide: Zie hier ben...

Filippus en de kamerling (4)

„En alzo zij overweg reisden, kwamen zij aan een zeker water, en de kamerling zeide: Zie daar water, wat verhindert...