Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

woensdag 5 oktober

Ds. W.L. Tukker over de Heilige Doop (1)

‘Jezus Christus is het einde van de wet,’ stelt ds. W.L. Tukker. De offerdienst en de wetgeving van het Oude Testament wees naar Hem toe. De dienst in de tabernakel vormde een plaatje van het werk dat Hij zou doen, tot verzoening. In Hem is dit vervuld.  

Offer

‘Met Zijn enige offer zijn alle offers overbodig geworden’, legt ds. W.L. Tukker uit. ‘Daar valt voor de schuld en de zonde niets meer te offeren. Men zou dat niet kunnen, men mag dat niet willen.’ In onze kerken staat dus geen altaar als teken van verzoening van zonden, dat is niet meer nodig. Tukker: ‘Zo heeft de Heere ook de besnijding of de besnijdenis te niet gedaan.’

Besnijdenis

De predikant legt uit wat de besnijdenis betekende voor kinderen van het verbond van God. ‘De besnijding was een heel oud ritueel, dat ook buiten Israël wel gevonden werd. Al was dat dan niet bij Israëls buurvolken, waarvan men dit ritueel eventueel zou hebben kunnen overnemen. 

Bij Abraham stelde de Heere dit in tot een teken van Zijn verbond, namelijk in Genesis 17 : 9—14. Het kreeg in Israël niet alleen religieuze, maar ook nationale betekenis, waar kerk en volk bij hen samenvielen. De kerk was het volk. Het volk was de kerk. Men mag in de besnijdenis een zekere geslachtsreinigende en vruchtbaarmakende handeling hebben gezien, maar metterdaad werd de besnijdenis het teken van het verbond en het teken van de gerechtigheid van het geloof. Daar werd met de onreinheid van het lichaam de onreinheid van de persoon, dus de onreinheid van de ziel aangewezen en weggenomen.

Nieuwe Testament

In het Nieuwe Testament wordt met de komst van Hem, Die het einde van de wet was, de besnijdenis afgedaan en in de plaats daarvan ingezet de Heilige Doop. Dat was een verordening van Christus, die bij Johannes de Doper reeds was ingezet en die daarna door Christus en Zijn jongeren werd voortgezet. Waarvan wij lezen in Johannes 3 : 22, dat Jezus en Zijn discipelen Zich te Judea ophield en doopte, in Johannes 4 : 2, dat Jezus Zelf niet doopte, maar Zijn discipelen. 

Tenslotte zette Jezus dit in bij Zijn heengaan tot een inzetting voor de eeuwen en voor de volken tot aan het einde. „Hierdoor”, zo zegt een artikel uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis, „worden wij in de kerk van God ontvangen.” Reeds door geboorte uit gelovige ouders zijn wij in het verbond Gods en in de kerk begrepen, waarom wij ook als lidmaten van de gemeente behoren gedoopt te wezen. Maar door de Doop wordt deze ontvangst in de kerk bezegeld en bekrachtigd. Even verder zegt het artikel, dat God bevolen heeft al degenen, die de Zijnen zijn, te dopen. Hier worden de in de kerk geborenen de Zijnen genoemd, naar de orde van het verbond namelijk, zoals Israël zonder uitzondering Zijn volk genoemd wordt. Dit is dus verbondsmatig gesproken, naar de eis van Gods verbond tot geloof en bekering; en naar de belofte van Gods verbond, tot behoud en tot zaligheid. 

Zo hebben wij de rechten van de kinderen van het verbond en kinderen van de kerk. Dit recht wordt geschonden en verbroken, als wij in ongeloof en zonder bekering als kinderen van het Koninkrijk buitengeworpen zullen worden. Wij worden dan ook van alle vo;ken en vreemde religies afgezonderd, om geheel Hem toegeëigend te zijn. Dat is dus de kerk in haar ruimste zin, dat is Gods volk in de ruimste zin, afgezonderd van allen, afgezonderd vóór Hem. 

Van Wie we zijn 

Het is dus volgens ds. Tukker ondenkbaar dat van vermenging met andere religies sprake is: ‘Wij behoren Hem geheel toe te behoren. Hem geheel toegeëigend te zijn. En dat gebeurt alleen door Zijn Geest en genade. Dat gebeurt alleen door geloof en bekering. Wij dragen immers Zijn merk! Dat is het merk van het water, dat de onreinheid aanwees en dat de reiniging afbeeldde. En dat is de Naam van de Drieenige, die op ons hoofd gelegd werd. Wij dragen Zijn naam, als het merk. Van Wie wij zijn en van Wie wij zijn moeten.

Dit is deel 1 van een serie die zich over enkele weken verspreidt, met bijdragen van ds. W.L. Tukker over de Heilige Doop. Hij schreef hierover in de jaren ’70 van de vorige eeuw in het Gereformeerd Weekblad. 

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Filippus en de kamerling (4)

„En alzo zij overweg reisden, kwamen zij aan een zeker water, en de kamerling zeide: Zie daar water, wat verhindert...

Filippus en de kamerling (3)

Wat las de kamerling uit Candacé in de profetieën van Jesaja? Ds.W.L. Tukker gaat daarop in, bij zijn meditatie over...

Filippus en de kamerling (2)

‘Die man had een boekrol bij zich van Jesaja. En daar zat hij op reis in te lezen. Hij was al in Jesaja 53!’ Aldus ds....