Tijdens zijn lange reizen over de oceaan, onderweg naar Amerika of Engeland, schreef George Whitefield (1714-1770) brieven. Zo ook aan ‘mr. C.’ Hij verlangt ernaar dat mr. C. komt tot de toe-eigening van Christus.
Hoofd en hart
Je kunt de Bijbelse verhalen kennen. Zelfs allerlei overtuigingen hebben over de leer. Maar toch geen omgang met God kennen. De Bijbel erkennen als waarheid, is volgens George Whitefield iets anders dan geloofsomgang met Christus. Geloven raakt hoofd én hart.
Uit brieven van Whitefield blijkt dat geloof niet buiten het Woord omgaat. Integendeel. Het is de Heere die zondaren tot Zich trekt, door het Woord. Hij overtuigt van zonden. Zodat we nergens anders meer onze toevlucht zoeken, dan alleen bij Christus. Bij Hem is verlossing, zelfs voor de grootste zondaar.
In een brief aan ‘mr. C.’ benadrukt Whitefield het belang van omgang met Christus. Het ‘mijnen’ van het geloof. Het verdiepte besef dat we met Christus verborgen zijn in God. In de omgang met de Heere ontstaat er verdiept geloofsvertrouwen. Een zekerheid die buiten onszelf ligt, in Christus. Bevestigd door het Woord. De ervaring daarvan is niet constant, erkent Whitefield. De Heere houdt echter vast, waar wij Hem loslaten.
Brief
Aan boord van de Savannah, 10 april 1740
Mijn geliefde broeder,
Jij zowel als je dierbare metgezellen, zijn veel in mijn hart. Ik verlang ernaar te horen dat je gevorderd bent in de genade en gegroeid in de kennis van Christus Jezus, je Heere. Ik zeg ‘jouw Heere’, want ik hoop nu, dat je Christus aan jezelf kunt toe-eigenen, en zonder de minste schroom of twijfel beslist uit kunt roepen: ‘Mijn Heere en mijn God’.
Als de ziel dit zegt, dan, maar enkel tot dan, is het werkelijk getrouwd met de lieve Heere Jezus. Dan zijn we ware kinderen van de Bruidegom, en echte deelnemers aan het avondmaal van het Lam. Dit, dit is vertrouwen, dit is geloven; niet met het hoofd alleen, niet alleen als begrip, maar met het hart, in waarheid. De ziel zegt nu haar amen, en plaatst haar zegel op Gods eeuwigdurende beloften. Het stijgt nu omhoog naar hemelse dingen en ervaart voortdurend de onzichtbare werkelijkheid van een andere wereld. Hoewel soms overschaduwd door een wolk, toch weet het dat haar Verlosser leeft, en de goddelozen rechtvaardigt. Het kan niet twijfelen over Zijn genade, hoewel Hij soms Zijn ervaring van aanwezigheid terugtrekt.
De wortel van de ziel is verbonden aan elk vermogen van de ziel, dat dagelijks ondersteund wordt met Zijn verzekering; dat Christus de ziel die Hij liefheeft evenmin kan verlaten als Hij Zichzelf kan verlaten.
O mijn geliefde broeder, ik merk dat ik veel bezig ben met het beschrijven van dat hemelse leven, dat goddelijke mysterie van godsvrucht, het verborgen Koninkrijk van God in het hart. Als ik iets kan zeggen, doen, of schrijven, dat dienstbaar zal zijn aan mr. C.; dat zou mij veel vreugde geven.
Zijn meest onwaardige broeder en dienaar in Christus, G.W.Â
Leestip: George Whitefield’s Letters (Banner of Truth Trust, 1976).