‘Het avondmaal is niet voor de volmaakten, maar voor de gebrekkigen.’ Dit was de opvatting van Willem Teelinck (1579-1629). Hij pleitte voor trouw deelnemen aan het avondmaal.Â
God de eer
‘Kenmerken van de ware leer zijn, dat God de eer krijgt, en de mens wordt vernederd; dat de goddeloosheid geweerd, en de godzaligheid bevorderd wordt; dat de goddelozen verschrikt en de godzaligen vertroost worden.’ In zijn ‘Sleutel de devotie’ werkt Willem Teelinck bovenstaande nader uit. De weergegeven samenvatting is van zijn biograaf dr. W.J.M. Engelberts (1868-1940). Helder is dat het bij Willem Teelinck allereerst gaat om de eer die aan God toekomt. Tegelijkertijd is er sprake van omgang tussen mens en God, waarbij het geloof zich uit in liefde.
In het begin van de zeventiende eeuw diende Teelinck in de volkskerk van zijn dagen, in Haamstede en Middelburg. Daarvoor studeerde hij in Leiden en Poitiers. Ook reisde hij als jongeman naar Schotland en Engeland, waarbij hij intensief in aanraking kwam met puriteinen. Dit zou zijn denken en spreken vormen voor het leven.
Avondmaal
Nadat de Heere Jezus met Zijn discipelen het brood brak en de wijn schonk bij het laatste avondmaal, als tekenen van Zijn gebroken lichaam en vergoten bloed, roept de Heere Zijn gemeente samen rondom het Heilig Avondmaal.
Engelberts vat de visie van Teelinck op het Heilig Avondmaal als volgt samen: ‘Hij vermaant tot een vlijtig gebruik van het Heilig Avondmaal, en keurt het af, dat zovelen die heilige dis schuwen, uit vrees voor gemeenschap met onwaardige disgenoten, of zichzelf uitsluiten en onwaardig achten, om daar te verschijnen, waarvoor zij allerlei nietswaardige redenen verzinnen.’ Dat laatste merkt Teelinck op in zijn boek ‘Geestelijk cieraat’.
‘Niemand is waardig om er deel aan te hebben, dan alleen in die zin, dat Christus ons verwaardigd heeft toe te treden; ook wordt niemand door het Heilig Avondmaal tot iets anders verplicht dan door de Heilige Doop. Het Avondmaal is niet voor volmaakten, maar voor gebrekkigen, en is een actie der gemeente Gods, waardoor de gedoopte christen verzekerd wordt van zijn gemeenschap met Christus, en het deel hebben aan Zijn verdiensten.’
Hoe dient men volgens Teelinck deel te nemen aan het Heilig Avondmaal? In zijn eigen zeventiende eeuwse woorden: ‘groote eerbiedinghe, demoedighe nedericheydt, heughelijcke danckbaerheyt, geerighe appetijticheyt, op-merckige aandachticheyt, ende besige wercsaemheydt.’ Met andere woorden; men dient er met hart en ziel op betrokken te zijn. Met eerbied, in nederigheid, etend met vreugdevolle dankbaarheid. In gedachten betrokken op de Heere.
Verschil
Teelinck onderkent vier verschillende soorten mensen die niet aan het Avondmaal komen, uit eigen keuze. De ‘verwaende, geërgerde, beschroomde en cleynmoedige’. Sommigen voelen zich dus te goed ten opzichte van anderen om aan te gaan, anderen voelen zich te klein en onwaardig. Overigens vond Teelinck het belangrijk dat opzieners toezicht hadden op het Avondmaal.
Hoe verhoudt zich bij Teelinck het Woord tot het Sacrament? Het eerste dient tot bekering en geloof; het tweede om de bekeerde en gelovige te versterken.
Leestip: Willem Teelinck , dr. W.J.M. Engelberts (Bolland, 1973)