Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

dinsdag 7 februari

Het geloof volgens Calvijn: de verkiezing

Volgens Calvijn nemen wij Christus aan door het geloof. Als hij kort heeft uitgelegd wat dit betekent vraagt hij eerst aandacht voor de verkiezing. Om vervolgens uit te werken wat het geloof in de praktijk betekent. Dit is deel 1 van een serie over Calvijn en het geloof. 

Geloof

In zijn catechismus geeft Calvijn uitleg over tal van onderwerpen, maar ook over het geloof. Hij zet in met een korte samenvatting: ‘De barmhartige Vader biedt ons door het Woord van het Evangelie Zijn Zoon aan. Door het geloof grijpen wij Hem aan en kennen in Hem de tot ons Gezondene. Het staat vast, dat het Woord van het Evangelie alle mensen roept om deel te hebben aan Christus, maar velen gaan hieraan voorbij door hun ongeloof; en zijn blind en verstokt voor deze onvergelijkbare genade. Alleen de gelovigen verheugen zich over Hem als de tot hen Gezondene. Omdat Hij hun werd geschonken, wijzen zij Hem niet af. Omdat zij door Hem worden geroepen, volgen zij Hem.’ 

Over de uitverkiezing

Na zijn korte samenvatting over het geloof, werkt Calvijn eerst de verkiezing uit. Dat volgt in deze aflevering. In volgende afleveringen laat Calvijn zien wat het ware geloof inhoudt; en welke gevolgen dit heeft voor de omgang met God. Volgens Calvijn is Christus de spiegel van de uitverkiezing. Hij maakt duidelijk dat we niet in moeten proberen in de hemel te blikken, of wij uitverkoren zijn. Maar wie op Christus ziet, ontdekt in Hem geborgen te zijn. 

Calvijn zegt over de uitverkiezing: ‘Bij zo’n een verscheidenheid van mensen moet noodzakelijk over het grote geheim van het Goddelijke raadsbesluit worden nagedacht, want het zaad van het Woord schiet alleen wortel en draagt vruchten in degenen, die de Heere door Zijn in de eeuwigheid besloten verkiezing tot Zijn kinderen en tot erfgenamen van Zijn hemels Koninkrijk bestemde. 

Alle anderen, die reeds vóór de schepping van de wereld door hetzelfde raadsbesluit van God zijn verworpen, kan de zuivere en ware verkondiging van de Goddelijke waarheid slechts “een reuke des doods ten dode zijn” (2 Kor. 2:16). Waarom nu de Heere zich over de ene ontfermt en met de ander handelt naar de gestrengheid van Zijn oordeel, moeten wij aan Zijn wijsheid overlaten, want Hij heeft gewild dat het voor ons allen verborgen zou zijn, en dit niet zonder een goede grond. Enerzijds zou onze onvolmaaktheid van geest een zo grote helderheid niet verdragen en anderzijds zou onze nietigheid zo grote wijsheid niet verstaan. Werkelijk, wie het zou wagen daarin door te dringen, zal niet in staat zijn de vrijpostigheid van zijn geest in te tomen, die zal de waarheid ondervinden van wat Salomo zegt: “Wie de majesteit van God wil doorgronden, zal door haar glans worden verpletterd.”* 

Het moet ons genoeg zijn vastberaden te belijden, dat de uitdeling der genade heilig en rechtvaardig is, hoewel haar gronden ons verborgen zijn. Want als God het gehele menselijke geslacht wilde verderven, dan had Hij daartoe het recht. Aan allen, die Hij aan de verdoemenis ontrukt, kan men alleen maar Zijn omvangrijke goedheid afmeten. Wij erkennen dus in de uitverkoren vaten van Zijn ontferming – wat zij in waarheid zijn – en in de verworpenen de vaten van Zijn toorn, wat alleen maar rechtvaardig is (Rom. 9:22,23). 

Het ene zowel als het andere moet ons aanleiding zijn om Zijn roem te prijzen. Laat ons niet pogen – zoals velen doen – tot in de hemel door te dringen, om ons te vergewissen van de zaligheid en om datgene te doorgronden, wat God van eeuwigheid over ons heeft besloten, want dit onderzoeken kan ons slechts met angst en verdrietige verwarring vervullen. 

Vergenoegen we ons daarentegen met het getuigenis, waardoor God ons voldoende de zekerheid van deze zaligheid heeft verzekerd. Want omdat al degenen, die reeds vóór de schepping van de wereld tot het leven waren voorbestemd, in Christus zijn uitverkoren, zo is ons in Christus, – wanneer wij Hem in het geloof aannemen en omhelzen – het Pand van onze uitverkiezing gegeven. Want wat anders zien wij in de uitverkiezing, dan de zekerheid deel te hebben aan het eeuwige leven? En in Christus hebben wij dit eeuwige leven in Hem, Die vanaf het begin het leven is en ons als het Leven werd gegeven, opdat al degenen, die geloven in Hem, niet verloren zijn, maar het eeuwige leven vinden (Joh. 3:16). Wanneer wij Christus aldus bezitten in het geloof, zo bezitten wij in Hem ook het Leven en behoeven nu niet meer naar het eeuwige raadsbesluit van God te vorsen. Want Christus is ons niet alleen de spiegel, waardoor ons de wil van God wordt voorgehouden, maar tegelijk ook een Pand, waardoor dit ons wordt bevestigd en verzegeld.’

Dit is de eerste aflevering van een serie over het geloof, zoals Calvijn dit behandelt in zijn catechismus, zoals hij die uitgaf in 1536-1537. 

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp