Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

woensdag 7 februari

J.C. Ryle over de hemel (4)

O, wat is onze lichte verzoeking wanneer we die vergelijken met een eeuwigheid als deze? We moeten ons schamen wanneer we mopperen en klagen en ons omkeren op de weg, terwijl we zo’n hemel voor ogen hebben! Wat kan deze lege, voorbijgaande wereld ons geven dat beter is dan de hemel? Dit is de stad van onze God, waar Hijzelf in ons midden zal zijn. De heerlijkheid van God zal haar verlichten en het Lam is het Licht ervan. We zouden werkelijk wel mogen zeggen, ongeveer zoals Mefiboseth eens tegen David zei: ‘De wereld mag alles wel hebben, want de Heere komt in vrede.’ 

Bijbel

Zo is de hemel volgens de Bijbel. Een andere is er niet. Deze woorden zijn betrouwbaar en waarachtig. Niets ervan zal blijken onjuist te zijn. Echt, als we ook maar de laagste plaats mogen krijgen in Gods Koninkrijk is dat een beetje pijn, moeite en gezwoeg op aarde dubbel en dwars waard. 

Wie er niet binnengaan

Laten we nu verder gaan en overdenken welke grote zaak in het tweede deel van onze tekst geopenbaard wordt. U hebt gehoord van de hemel, maar niet iedereen zal daar binnengaan. Wie zijn het die niet binnen zullen gaan? 

Broeders, dit is een verdrietig en pijnlijk onderzoek en toch moet het verricht worden. Ik kan niet anders dan u de waarheid van de Schrift verkondigen. Het is niet mijn schuld als dat u pijn doet of als het weerstand oproept. Ik moet de boodschap van mijn Meester verkondigen en niets verbergen. De lijn die ik moet trekken is niet de mijne, maar die van God. Als u iets of iemand de schuld wilt geven, moet dat de Bijbel zijn en niet mijn persoon. ‘En in haar zal niet inkomen, iets dat verontreinigt, en gruwelijkheid, doet en leugen spreekt.’ Dit zijn hoogst ernstige woorden; ze zouden u aan het denken moeten zetten. 

Tevreden met zichzelf

‘Niets dat verontreinigt.’ Dit raakt iedereen die verontreinigd is door zonde, maar dat niet voelt en ook weigert zich te laten reinigen. Deze mensen kunnen uiterlijk een heel fatsoenlijk leven leiden, maar zijn inwendig vuil en onrein. Ze zijn wereldsgezind. Ze leven alleen voor deze wereld en denken niet aan iets wat de aarde over- stijgt. De beslommeringen van deze wereld, geld, politiek, handel en een plezierig leven zuigen al hun aandacht op. Jakobus’ raad om zich onbesmet te bewaren van de wereld begrijpen ze niet. 

Dit zijn de mensen die hun zinnen zetten op aardse dingen. Ze hebben allemaal hun eigen afgod in de kamer van hun verbeelding die ze meer vereren en aanbidden dan God. Dit zijn de trotse en in zich- zelf rechtvaardige mensen. Ze geven zichzelf de eer en zijn zelfingenomen. Ze worden graag door mensen geprezen en willen dat de wereld goed over hen denkt. De dingen aangaande de heerlijke God Die hen gemaakt heeft? Zijn eer, Zijn heerlijkheid, Zijn huis, Zijn Woord, Zijn dienst? Die komen volgens hen op de tweede plaats. Ze weten niet wat het betekent bedroefd te zijn over de zonde. Ze kennen geen geestelijke vrees. Ze zijn tevreden met zichzelf en met hun staat. En als u hen probeert aan te sporen tot ijver en bekering is het meer dan waarschijnlijk dat ze zich aangevallen voelen. 

Eren God niet

Broeders, u weet dat er veel van zulke mensen zijn. Misschien worden ze door velen gerespecteerd. Misschien zijn ze volgens hun tijd- genoten wijs en verstandig. Het kunnen bewonderenswaardig goede zakenmensen zijn. Misschien zijn het wel de meest vooraanstaande personen in hun vakgebied. Toch is er maar één ding dat telt; ze geven geen eer aan hun Maker. Ze houden meer van zichzelf dan van God. Daarom zijn ze in Zijn ogen als verontreinigd – en niets dat verontreinigd is, zal de hemel binnengaan. 

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Abrahams’ offer (2)

„Neem uw zoon en offer hem aldaar op één der bergen, die Ik u zeggen zal". Offeren! Mijn zoon offeren. Een...

Abrahams’ offer (1)

‘En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht, en Hij zeide tot hem: Abraham! En hij zeide: Zie hier ben...

Filippus en de kamerling (4)

„En alzo zij overweg reisden, kwamen zij aan een zeker water, en de kamerling zeide: Zie daar water, wat verhindert...