James Smith (1802-1862) had een pastoraal hart. Wat dat betreft leek hij op zijn voorganger Charles Haddon Spurgeon, in New Park Street Londen. In een paar zinnen komt hij meer nabij, dan anderen in lange teksten. In zijn pastorale teksten klopt het hart van iemand die Christus liefheeft. Vandaag ontmoeten we hem met Jona in de vis, in gebed.
Op de vlucht
Jona is op de vlucht en bevindt zich in Jona 2 onder de waterspiegel, in de buik van een vis. Daar komt hij tot zichzelf. Ds. J. Overduin (1902-1983) merkt daarbij op: ‘Zolang een mens op de vlucht is voor God, is hij ook op de vlucht voor zichzelf, en kan hij zichzelf niet zijn. Van de verloren zoon staat zo kernachtig geschreven, dat ‘hij tot zichzelf kwam’. Dat is het uur van de waarheid, het uur dat hij het vrolijke masker afwierp, en dat hij ophield de rol van gelukkige mens te spelen. Het tot-zichzelf-komen en het tot-de-Vader-gaan horen onlosmakelijk bij elkaar.’
Verlossing
In die diepte ontmoeten we dus Jona, waarbij James Smith mediteert over Jona 2: 9: ‘Maar ik zal U offeren met de stem der dankzegging; wat ik beloofd heb, zal ik betalen. Het heil is des HEEREN.’ (Jona 2: 9)
De liefde van de Vader, het werk van de Zoon en de werkingen van de Heilige Geest, redden de ziel. De Vader bedacht het plan, de Zoon gaf de losprijs en de Heilige Geest geeft ons de zegen. Het komt van God. Het is uit genade. Het is door geloof. De Heere geeft verlossing van gevaar, paden en behoeften.
Hij verloste Jona toen hij huilde, hoewel hij een arme, trotse, koppige, knorrige, kribbige zondaar was: en Hij zal ons verlossen. Hij zegt: Zie op Mij en word verlost, want Ik ben God. Kijk, want Ik beveel het je. Zie, want Ik zal voor je zorgen. Kijk, want Ik zal je verlossen.
Hij zal in zes moeilijkheden verlossen, en in zeven zal Hij ons niet in de steek laten. Hij zal onze zielen van de dood verlossen, onze ogen van tranen en onze voeten van vallen. Hij zal de behoeftige redden als hij roept, ook de arme, en wie geen helper heeft. Kijk je naar anderen? Ben je teruggevallen, bang of wanhopig? Uw God vat het onvriendelijk op; Hij vraagt: “Is mijn hand verkort, dat zij niet zou kunnen verlossen? Of heb ik geen macht om te bevrijden? Is iets te moeilijk voor Mij?” Hij zegt: “Ik zal werken.” Hij vraagt: “Wie zal het toestaan?”
Of all the crowns Jehovah bears,
Salvation is His dearest claim;
That gracious sound well pleased He hears,
And owns immanuel for His name;
He saves us by His precious blood,
And proves Himself the mighty God.
Van alle kronen die Jehovah draagt,
Is verlossing Zijn dierbaarste aanspraak;
Dat genadige geluid behaagt Hij,
Zijn Naam is dan ook Immanuël;
Hij redt ons door Zijn kostbaar bloed,
En bewijst Zich de machtige God.