Wie Gods beloften gelooft, eert Hem volgens Luther op de hoogst mogelijke manier. We worden niet rechtvaardig door wat wij meebrengen. Christus gerechtigheid voldoet.
Hogepriesterlijk gebed
Als plaatsvervangend stadspredikant van Wittenberg preekte Luther in 1528 of 1529 over het hogepriesterlijk gebed, uit Johannes 17. Luther had zelf geen tijd om het op papier te zetten, dat liet hij aan de drukker over. Hij was van mening dat deze uitleg zou zijn als een goed stuk brood of een teug koud water voor gelovigen, die hen goed zou doen.
Bruid en bruidegom
Luther preekte een scherpe tegenstelling tussen wet en evangelie. De wet stelt schuldig, Christus gerechtigheid voldoet. Dit betekent dat we alleen door te schuilen in Christus gerechtigheid, zalig zijn.
Luther stelde dat het geloof verbindt met Christus, zoals een bruid verenigd wordt met een bruidegom. Alles wat van Christus was, wordt tot eigendom van de christen. Dr. M. Klaassen vat Luthers’ onderwijs hierover als volgt samen: ‘Alles wat ze hebben, zowel het goede als het verkeerde wordt gemeenschappelijk bezit. De gelovige ziel beschikt over alles wat van Christus is als was het haar eigendom. Alles wat aan de ziel toebehoort, behoort echter ook Christus toe. Christus is vol genade, leven en heil; de ziel vol zonden, dood en verdoemenis. Dat laatste behoort nu echter Christus toe, de genade, het leven en het heil behoren de gelovige toe.’ We kunnen daarom stellen: ‘Christus leeft in de gelovige en daarom is het geloof levend.’
Liefde
In Christus delen we dan ook in de liefde van de Vader. Dit komt tot uiting in Luthers’ uitleg van het hogepriesterlijk gebed. De woorden ‘en hen liefhebt zoals U Mij liefhebt’, werkt Luther als volgt uit:
Dit is nu, wat eindelijk volgen moet uit de kennis en uit het Woord: dat onze harten vrolijk en zonder te twijfelen zeggen kunnen, dat zij Gods geliefde kinderen zijn en een vriendelijke en genadige vader hebben. Want dat hoort bij Christus en Zijn ambt, dat Hij ons door Zijn Woord daar zeer zeker van maakt. Dat men van God verwacht alle liefde en genade; en wel die liefde, waarmee Hij Christus, Zijn enige Zoon, van eeuwigheid tot eeuwigheid heeft liefgehad. Zodat het mag heten een liefde in Christus en om Christus’ wil. Kortom, een onmetelijke, eeuwige liefde, die geen mensenhart begrijpen kan. Zie, dat is de heerlijke en onuitsprekelijke heerlijkheid, ons in Christus gegeven. Maar alleen in het Woord en in het geloof, zolang, totdat wij het in het leven hiernamaals voor onze ogen aanwezig zullen zien.’
Leestips:
- Stemmen uit Wittenberg, uit Jezus’ hogepriesterlijk gebed (Ger. Bibliotheek, 1973).
- In Christus rechtvaardig – reformatorische perspectieven op rechtvaardiging en eenheid met Christus (dr. M. Klaassen).