In de eerste brief van Johannes leren we dat we een Voorspraak in de hemel hebben, bij de Vader. De Zoon Zelf blijkt de pleiter te zijn, als Rechtvaardige. John Bunyan legt uit wat dit betekent in de praktijk.
Voorspraak
De Heere Jezus is na Zijn opstanding naar de hemel gevaren en is daar nu als Voorspraak bij Zijn Vader. Als advocaat en pleitbezorger bidt Hij voor hen die Hem toebehoren. Hij doet het werk van een hogepriester. Het offer is reeds gebracht; nu bidt Hij bij Zijn Vader op grond van dit volbrachte verzoeningswerk.
Johannes houdt ons voor in zijn eerste zendbrief: ‘En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige.’ (1 Joh. 2: 1) Volgens John Bunyan houdt de Heere Jezus bij Zijn werk als Voorbidder het volgende in het oog.
In onze plaats
Bunyan: ‘Hij geeft toe in alles en belijdt alles, waarvan wij rechtmatig beschuldigd kunnen worden, en toch zo, dat Hij de gehele schuld op zichzelf neemt, bekennend dat dit Zijn misdaden zijn. “O God”, zegt Hij, U weet van mijn dwaasheid, en mijn schulden zijn voor U niet verborgen.” Psalm 69:6. En dit moet Hij doen, anders kan Hij niets doen. Als Hij de zonde goedpraat of verminderd, dan is Hij schuldig. Indien Hij ze op ons doet blijven, dan sterven wij.
Hij moet daarom onze ongerechtigheden op Zich nemen, haar als van Hem maken, en zo ons verlossen, want door aldus de zonde op zichzelf genomen te hebben, zoals Hij volgens de wet doen kan, en dat Hij ook met liefde doet, “want wij zijn leden van Zijn lichaam” (het is Zijn voet, zijn hand, of Zijn oor dat gezondigd heeft), daaruit volgt, dat wij leven indien Hij leeft, en wat meer kunnen wij verlangen? Hieraan moeten wij dan wel degelijk denken, als wij ooit troost willen smaken in een dag van leed en verdriet over de zonde.
Bewustwording
En in zoverre is er enigermate een overeenstemming tussen Zijn werk als Offerande, als Priester en als Voorspraak. Als een offerande werden onze zonden op Hem gelegd (Jesaja 53). Als een Priester draagt Hij onze ongerechtigheden (Ex. 28:38). En als een Voorspraak bekent Hij, dat ze van Hem zijn (Psalm 69:6).
Nu Hij Zichzelf onze ongerechtigheden heeft toegerekend, nu is er geen twistzaak meer tussen ons en de Satan, want de Heere heeft onze partij gekozen, Hij heeft onze zonden de Zijne gemaakt. Alles wat wij dus in deze zaak te doen hebben, is in het geloof onder de engelen voor de rechtbank te staan en te zien hoe het met de zaak gaat.
O grote God! Wat is uw liefde richting mensen toch oneindig groot! En hoe onnaspeurlijk is de rijkdom van Uw genade o onze Heiland! Die deze zaken zo liefdevol voor ons behandelt.’