Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

vrijdag 10 december

Kerst met Augustinus

Wij zijn mensen van de dag, maar God gaat door de eeuwen. Augustinus sprak vele eeuwen geleden zijn kerstpreken uit, die vandaag nog klinken. Hij preekte over de wijzen die Jezus aanbaden en een symbool vormden voor de heidenen die Christus zouden aanbidden. 

Preek

Augustinus schreef een preek onder de titel ‘Wie wijst de weg?’ (Sermo 204A.1). Hij gaat daarbij in op de komst van de wijzen uit het Oosten, die Jezus aanbidden. Aan de stijl van een preek van eeuwen geleden, moet je altijd even wennen. Maar wie de rode lijn van de boodschap ziet, raakt geboeid. Het lezen van preken uit de traditie van de eeuwen, brengt verwondering over Gods eindeloze geduld met mensen. Zoveel honderden jaren later, wordt het opnieuw kerst. Inmiddels zijn het niet alleen christenen in de regio rondom Israël die Christus aanbidden, maar ging het Woord de wereld over. De Heere hield Woord. 

Augstinus: Wie wijst de weg?

‘De hemel verkondigt de majesteit Gods, daarom heeft een ster de wijzen ertoe gebracht om Christus te aanbidden. Die wijzen waren de eerstelingen van de heidenen. Zij sporen u aan te doen wat zij deden. 

Vandaag ontving Christus geschenken van hen. Doe nu een greep in uw buidel en haal daaruit wat Christus aangenaam is. Hij wilde namelijk behoeftig zijn in zijn armoedigen. Er was in de herberg dan ook geen plaats voor Hem, voor wie de gehele wereld nog niet ruim genoeg is. In een kribbe is Hij neergelegd, zoals u weet. 

De wijzen zochten degene die ze moesten aanbidden. Aangewezen hield Hij zich schuil. Als de Joden wordt gevraagd waar de Christus geboren is, antwoorden zij: ‘Te Bethlehem.’ Zij wijzen de weg, maar zelf gaan zij niet. Wegwijzers zijn zij, ze staan vast op hun plaats. De ster schrijft eigenlijk hemeltaal. Zij leidt de wijzen en wijst hun de plek. 

De onmondigheid van het Kind wordt niet geminacht. De kleine wordt aanbeden omdat zij begrijpen hoe groot Hij is. Het Woord van God heeft geschenken ontvangen. Zolang het Woord nog kind was, bleef het zwijgen. En toch werd het Woord door engelen onderwezen. Tot nog toe zweeg Hij, van wie het evangelie vervuld moest worden. Ook nadien immers zouden de hemelen zijn majesteit verkondigen.

De apostelen zijn de hemelen, lichtend in wondertekenen, donderend met geboden. Over hen is namelijk gezegd: ‘Hun maning vaart over het aardrijk, tot het einde der wereld hun roep.’? Omdat de woorden die reikten tot aan de einden der wereld, ons ontgingen, kwamen zij – de apostelen – naar ons. Zij vonden ons en hebben ons veranderd. 

De zwakheid van Christus is onze kracht. De onmondigheid van Christus is onze welsprekendheid. De ontbering van Christus is onze overvloed, want later is de dood van Christus ook ons leven geworden. Het brood uit de hemel lag in een voederbak. Lastdieren van de Heere, kom naderbij als u honger hebt. Draag Hem in uw hart en u bent Zijn lastdier. Hijzelf is uw berijder. Hijzelf is ook uw voedsel. U weet dat Hij op een ezel zat en de ezel zelf naar Jeruzalem mende. Draag Hem. Hij weet waarheen Hij u voert. Loop maar gerust, u zult niet verdwalen met zo’n berijder op uw rug. Hij is de weg die leidt naar het hemelse Jeruzalem. Het geloof is die weg. Loop daarover om Christus te dragen en de eeuwige gelukzaligheid te kunnen bereiken.’

Bron: Aurelius Augustinus, als licht in het hart – preken voor het liturgisch jaar (Ambo-Klassiek, Augustijns Instituut. Digitaal: theologienet.nl. 

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Filippus en de kamerling (4)

„En alzo zij overweg reisden, kwamen zij aan een zeker water, en de kamerling zeide: Zie daar water, wat verhindert...

Filippus en de kamerling (3)

Wat las de kamerling uit Candacé in de profetieën van Jesaja? Ds.W.L. Tukker gaat daarop in, bij zijn meditatie over...

Filippus en de kamerling (2)

‘Die man had een boekrol bij zich van Jesaja. En daar zat hij op reis in te lezen. Hij was al in Jesaja 53!’ Aldus ds....