Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

woensdag 9 augustus

Kloppen op de deur volgens C.H. Spurgeon

Charles Haddon Spurgeon preekte eens over de woorden: ‘Klopt, en u zal opengedaan worden’ (Matt. 7: 7). Hij richt daarbij de aandacht in het bijzonder op de klopper die op de deur valt. ‘Klopt, want er is een klopper aanwezig!’

Deur

Wanneer mensen kunnen worden toegelaten door aan te kloppen, is er gewoonlijk een klopper aan de deur aangebracht; en zo niet, dan lezen wij vaak de woorden: Geen toegang. Voordat de bellen algemeen waren, bestond bijna allerwegen het gebruik om aan de deur aan te kloppen en moest men in het algemeen de deur doen weergalmen van de slagen. Er was een klopplaat om de klopper op te laten vallen, en nu klopten sommigen zo hard, dat het gebeurde dat zulke slagen noodlottig waren voor de plaat en daaruit ontstond de schert­sende zegswijze: zo dood als een klopplaat. Het betekent een hevige manier van kloppen, die ik wenste dat door u werd nagevolgd in het gebed. Klop aan de hemelpoort zo sterk als de mensen oudtijds aan de deuren klopten. Is er nooit aan uw deur aangeklopt zo dat het door het hele huis heen kon gehoord worden? Sommigen van uw vrienden zijn sterk en kloppen alsof ze van zins zijn binnen te dringen. Het gebeurt dat wellevende mensen zo zacht aantikken dat het door de dienstboden niet wordt gehoord en ze dus moeten wachten. Maar degenen van wie ik thans spreek vallen nooit in die dwaling, want ze doen ieder zo opschrikken, dat men zich haast hen binnen te halen, uit vreze dat ze voor een tweede keer gaan bulderen. Laat ons op deze wijze bidden; laat ons in oprechtheid bidden en niet ophouden alvorens wij zijn aangenomen.

Beloften

Ik zei dat de Heere een klopper heeft gegeven. Wat is die klopper? Ten eerste mag men die zien in Gods beloften. Wij zijn zeker goed te slagen wanneer wij een belofte kunnen aanvoeren. Het is zo goed, tot de Heere te kunnen zeggen: ‘Doe zoals U gezegd hebt.’ Welk een kracht ligt er niet in een beroep op het woord, de eed en het verbond van God! Wanneer iemand aan een ander een wissel aanbiedt op de dag dat hij vervalt, rekent hij er op het daarin vermelde bedrag te ontvangen. Gods beloften zijn wissels, die Hij getrouw zal voldoen. Het is niet bekend dat Hij ooit de betaling van een wissel geweigerd heeft, en Hij zal het ook nooit doen. Indien u zich maar op een belofte, op uw toestand toepasselijk, kunt beroepen en ze de Heere in het geloof voorleggen, zeggende: ‘Gedenk het woord, tot uw knecht gesproken, op hetwelk u mij hebt doen hopen’, dan zult u verhoring vinden. Pleiten op de belofte is zulk een klop op de poort van de hemel, dat ze geopend moet worden.

Heere Jezus

De grote klopper echter is de Naam van de Heere Jezus Christus. Indien iemand zich tot u wendde uit naam van uw geliefde zoon in de verte; indien hij u echte getuigschriften voorlegde en een brief waarin stond: ‘Vader, wees brenger van deze brief welwillend om mijnentwil’, kan men er ver­zekerd van zijn, dat u hem welgezind zou zijn; en wanneer de bedoelde persoon gemachtigd was in de naam van uw zoon, het bedrag van een schuldbekentenis te ontvangen, zou u hem dan het geld niet geven? Nu, wanneer wij tot God gaan en in de Naam van Christus bidden, dan wil dat zeggen dat wij bidden op last van Christus, dat wij God bidden alsof wij de plaats van Christus vervulden en van Hem verwachtten dat Hij het ons geven zou alsof Hij het aan Jezus gaf. Dat is iets meer dan te bidden om Christus’ wil. Ik veronderstel dat de Apostelen eerst tot God baden om Christus’ wil, maar Jezus zei tot hen: ‘Tot hiertoe hebt u niet gebeden in Mijn Naam.’ Dat is een hogere trap van het gebed, en wan­neer wij in de Naam van Christus tot de Vader bidden, dan zullen wij heerlijk uitkomen. In een vergadering van oude Methodisten zou iemand bidden, maar het vlotte niet, en toen werd er een stem uit de hoek van de zaal vernomen: ‘Pleit op het bloed, broeder! pleit op het bloed.’ Ik houd niet veel van zulke stoornissen; toch was deze niet af te keuren, want ze gaf de rechte toon aan en zette de bidder op zijn juiste plaats. Pleit op het dierbaar bloed van Jezus Christus en u hebt zo geklopt dat u gehoor moet vinden.

‘Helaas’, zegt iemand, ‘ik zie wel de klopper, want ik weet iets van de beloften en van de persoon van onze Heiland, maar hoe moet ik kloppen?’ Met de hand van het geloof. Geloof dat God Zijn beloften houden zal; vraag Hem dat te doen en klop op die wijze. Geloof in de verdiensten van Jezus, op Wiens naam u pleit, en klop zo gelovig, dat God de naam van Zijn geliefden Zoon zal eren. ‘Ach, mijn hand is zo zwak’, zegt u. Bedenk dan dat de Heilige Geest onze zwakheden te hulp komt. Bid Hem, Zijn hand op de uwe te leggen, en zo zult u met zegepralende kracht kloppen. Ik smeek u te kloppen met alle macht die in u is, en dikwijls te kloppen. Indien u niet in Christus bent, geliefde hoorder, gun dan uw ogen geen slaap, noch sluimering aan uw oogleden voor u Hem gevonden hebt. Hebt u eens gebeden, bid nogmaals; en al hebt u tien duizend maal gebeden, volhardt dan nog in het gebed. Klop uit al uw macht, met al de kracht van u ziel. Bid als gold het uw leven. Klop aan de deur zoals iemand kloppen zou, die een wolf op zich aan ziet rennen. Klop als iemand kloppen zou, die buiten de deur op het punt stond van kou te sterven. Laat uw gehele ziel er in opgaan. Zeg tot de Heere ‘Ik smeek U, heb mede­lijden met mij en wees mij nu genadig. Ik bezwijk, ik sterf, tenzij U mij Uw liefde betoont en mij in Uw huis en hart opneemt, opdat ik U voor eeuwig mag toebehoren.’ ‘Klopt, en u zal opengedaan worden.’ Daar is de klopper.

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Abrahams’ offer (2)

„Neem uw zoon en offer hem aldaar op één der bergen, die Ik u zeggen zal". Offeren! Mijn zoon offeren. Een...

Abrahams’ offer (1)

‘En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht, en Hij zeide tot hem: Abraham! En hij zeide: Zie hier ben...

Filippus en de kamerling (4)

„En alzo zij overweg reisden, kwamen zij aan een zeker water, en de kamerling zeide: Zie daar water, wat verhindert...