Mensen zijn door God geschapen. We komen uit Zijn hand voort. We zijn door en voor Hem geschapen. Daarom is het zo aangrijpend dat we Hem niet met heel ons hart dienen.
Schepping
Mensen kozen niet zelf voor het leven. We zijn geschapen door God. Hij was het die de wereld en mensen schiep. Dit betekent dat we niet om Hem heen kunnen. Hoewel we er van alles aan doen om levensvervulling te zoeken buiten Hem, zal dit feitelijk niet lukken. De mens is aangelegd op God. Alleen in Hem vinden we werkelijke vreugde, vervulling en vrede.
Ridderbos stelt daarom dat een van de belangrijkste consequenties van deze schepping door God is, dat de mens verantwoordelijkheid draagt aan God. Dit blijkt uit Paulus’ brieven. ‘Zoals alle dingen niet alleen uit en door, maar ook tot God zijn, zo ook de mens, Rom. 11: 36. Uit de kennis van God als zijn schepper moet de mens God ook verheerlijken en dank brengen, 1 Kor. 10: 31, en het bederf dat door de zonde is ingetreden, bestaat juist daarin dat dit niet geschiedt, Rom. 1: 21, 1 Kor. 1: 21.’
Voor wie?
De grote vraag is daarom aan wie mensen hun leven wijden. Als het waar is dat we geschapen zijn door en voor God, dan dient ons leven Hem te loven. Wanneer we wel door Hem geschapen zijn, maar ons leven zich niet op Hem richt, is er iets fundamenteel mis.
Vijandschap
Dat laatste is helaas de realiteit. Wij leven voor onszelf en niet voor de Heere. Wie een leven leeft buiten God en met de rug naar Hem toe; die leeft niet voor God, maar voor zichzelf en de zonde. Dit betekent dat er sprake is van opstand tegen God. Ten diepste is het vijandschap ten opzichte van de God die ons het leven gaf. De aanduiding ‘vijandschap’ zien we verschillende keren terug in de Bijbel. Het is een uiting van ongehoorzaamheid, waar we van verlost moeten worden:
- Rom. 8: 7: Daarom dat het bedenken des vleses vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich der wet Gods niet; want het kan ook niet.
- Rom. 5: 10: Want indien wij, vijanden zijnde, met God verzoend zijn door den dood Zijns Zoons, veel meer zullen wij, verzoend zijnde, behouden worden door Zijn leven.
- Kol. 1: 21: En Hij heeft u, die eertijds vervreemd waart, en vijanden door het verstand in de boze werken, nu ook verzoend.
- Ef. 2: 1-2: En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden; In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar den overste van de macht der lucht, van den geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid.
Een leven zonder God is ten diepste een hopeloos leven (Ef. 2: 12). Als een leven met God werkelijk leven is, dan is een leven zonder Hem de dood. Dat is trouwens het gevolg van de zonde. Het leidt tot eeuwige ondergang.
Leven door Hem
Het doel van het in Christus’ verschenen heil, is dat dit doorbroken wordt. Dat ons leven weer op de Heere gericht wordt. Wij hebben de wet overtreden en staan schuldig. Jezus Christus kwam echter naar deze wereld, om in de plaats van zondige mensen de toorn van God over de zonde te dragen.
Waar wij vanuit onszelf met de dood in de schoenen lopen, is er om Christus’ wil behoud mogelijk. Hij neemt hen die zich als vijanden gedragen aan tot kinderen. Dat klinkt door in de lokroep van het Evangelie. De Heilige Geest wekt op uit de dood, tot dit nieuwe leven; doet zondaren opnieuw geboren worden. Waarbij wij het geloofsoog op Jezus richten, tot behoud. Hij die de wet vervulde, die wij niet hielden.
- Galaten 2: 19-20: Want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou. Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelven voor mij overgegeven heeft.
- Rom. 14: 7-8: Want niemand van ons leeft zichzelven, en niemand sterft zichzelven. Want hetzij dat wij leven, wij leven den Heere; hetzij dat wij sterven, wij sterven den Heere. Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren.
- Rom. 6: 10-11: Want dat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde eenmaal gestorven; en dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode. Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onzen Heere.
Met Christus aan het kruis gegaan, met Hem de dood ingegaan, om met Hem op te staan tot nieuw leven. Dan wordt leven, leven voor Hem.