Christus is opgewekt uit de dood. Hij zal niet meer sterven. Evenmin kan een christen die in Hem geborgen is nog eeuwig ondergaan. Zijn opstanding verzekert hun van een toekomst met Hem. Luther: ‘Hij heeft de dood vernietigd, gerechtigheid verworven, de dood verslonden en het leven gebracht, de hel overwonnen en de eeuwige heerlijkheid weggeschonken.’
Troost
In de zomer van 1519 schreef Luther een troostboekje voor Frederik de Wijze, keurvorst van Saksen. Deze landheer die veel voor Luther betekende was ernstig ziek. Hofkapelaan Spalatinus vroeg of Luther een boekje met troost wilde schrijven voor Frederik. Naderhand zou de keurvorst herstellen. Het boekje bleef echter van blijvende waarde.
Hieronder geef ik een citaat weer uit het laatste deel van dit troostboekje. Luther werkt uit wat het betekent om schuil te gaan in Christus. Geregeld sprak Luther over ‘de vrolijke ruil’. Hij bedoelde daarmee dat Christus Zijn gerechtigheid geeft in ruil voor de zonde van een zondaar. Hij kwam in de plaats van de zondaar staan en droeg de door hem verdiende straf. Uit genade schenkt Hij Zijn gerechtigheid aan hem. Werkelijk, een vrolijke ruil.
Schuilgaan
Luther legt uit wat voor troost er klinkt als wij horen dat Jezus ons ‘van God geworden is tot gerechtigheid, heiligheid, verlossing en wijsheid.’ (1 Kor. 1: 30). De zondaar die Christus leerde kennen als zijn of haar Zaligmaker, gaat schuil in Christus. Delend in Zijn gerechtigheid. Zo reizend naar huis.Â
Luther: ‘Ik ben een zondaar, maar ik rijd als het ware daar heen in Zijn gerechtigheid die mij geschonken is. Ik ben onrein, maar Zijn heiliging is mijn heiliging. Waarin ik moedig kom aanrijden. Ik ben dwaas, maar Zijn wijsheid schraagt mij. Ik heb de verdoemenis verdiend, maar Zijn vrijheid is mijn verlossing; de wagen waarin ik veilig geborgen ben. Zodat een christen, als hij maar voldoende geloof heeft, in de verdiensten van Christus en al Zijn goederen niet anders kan roemen dan alsof ze zijn eigen werk waren.
Zo geheel behoren zij de christen toe, dat hij getroost en moedig zelfs Gods oordeel, waarin toch geen mens bestaan kan, durft afwachten. Zoiets groots is het geloof. Zulke heerlijke goederen geeft het ons. Want wij kunnen geen kinderen zijn als wij niet ook ’s Vaders goederen erven.
Daarom mag een christen vol vertrouwen zeggen: ‘Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? De prikkel nu van de dood is de zonde, en de kracht van de zonde is de wet. Maar God zij dank, Die ons de overwinning geeft door onze Heere Jezus Christus.’ (1 Kor. 15: 55-57). Dat betekent: de wet maakt ons tot zondaars en de zonde maakt ons tot de dood schuldig – wie heeft deze beide overwonnen? Onze gerechtigheid? Ons leven? Nee, maar Jezus Christus. Die van de doden opgestaan is. Zonde en dood verdoemd heeft. Zijn gerechtigheid ons meedeelt. Zijn verdienste ons schenkt. Zijn hand boven ons houdt. Zo gaat het goed. Zo volbrengen wij de wet en overwinnen wij zonde en dood. Daarvoor zij God eer, lof en dank in eeuwigheid! Amen.’