“Het is volbracht!” Laat ons dit luid verkondigen. Kinderen van God, u, die Christus als ons één en alles hebt aangenomen, roep het iedere dag van uw leven uit: “Het is volbracht!” Ga heen en verkondig het aan hen, die zichzelf martelen, menend dat zij door gehoorzaamheid en zelfpijniging de zaligheid kunnen verdienen.‘
Verdienen
Charles Haddon Spurgeon beschrijft in een meditatie hoe mensen in diverse culturen proberen om met hun eigen lichaam een prijs te betalen, die zou kunnen voldoen. Zij en wij dienen te beseffen dat Christus alles heeft volbracht. Dat mogen we mensen die zichzelf willen redden voorhouden. Spurgeon: ‘Alles wat God eist, heeft Christus geleden; al de verzoening, die de wet van het vlees eist, heeft Christus tot stand gebracht in Zijn lichaam, “Het is volbracht!”
Vervolgens wijst Spurgeon op de Roomse mis, waar het offer steeds weer wordt herhaald. Hij keurt het af, het offer is immers volbracht. ‘God eist, noch neemt een offer meer aan dan dat wat Christus eenmaal voor allen aan het kruis bracht.’
Genoeg
Tenslotte wijst Spurgeon op andere christenen, die denken de zaligheid met hun eigen bijdrage te verdienen. Hoewel zij zich protestanten noemen, lijken ze volgens Spurgeon op hen die de zaligheid met werken willen verdienen: ‘Die menen door hun zilver en goud, door hun gebeden en beloften, door hun kerkgaan en bidstonden houden, door hunnen doop en door hun avondmaal zichzelf aangenaam bij God te maken. Roep hun toe: »Laat dat varen! Het is volbracht!” God behoeft niets van u. Hij heeft genoeg ontvangen: waarom zou u uw vodden aan het fijne linnen van Christus gerechtigheid vasthechten? Waarom wilt u uw ellendige penningen bij het kostelijk rantsoen voegen, dat Christus in de schatkist Gods betaald heeft? Staakt de moeite, staakt alles wat u doet, want »het is volbracht!” Christus heeft alles gedaan.’ Vervolgens toont Spurgeon aan dat dit haaks staat op de roomse leer. ‘Deze tekst is een donderslag voor alle menselijke gerechtigheid. Gebruik dit als een scherp tweesnijdend zwaard en uw goede werken en al uw godsdienstigheid zal er mee doormidden geslagen worden. »Het is volbracht!”
Waarom wilt u dan nog iets toevoegen tot dat wat volkomen is? Gods Woord is volkomen, vormt één geheel, en die er iets aan toevoegt, die z’n naam zal uit het Boek van het leven weggenomen worden, Christus’ offer is volbracht, en hij, die daaraan iets wil toevoegen, moet hetzelfde vrezen.
Verzoening
En als u dit hebt doen horen voor de oren van alle volken en geslachten, zegt het dan ook tot iedere bekommerde ziel. Daar ligt er één op de knieën, uitroepend: »O God, wat kan ik dóen om mijn ongerechtigheden te verzoenen?” zegt haar: »Het is volbracht!” De verzoening is reeds geschied. Een ander roept: »O God! hoe kan ooit zo’n worm als ik ben, rechtvaardig in Uw ogen verschijnen?” Fluister hem in: »Het is volbracht!” Uw rechtvaardiging is geschied; u behoeft niets meer te doen: »Het is volbracht!” Gaat tot de goddeloze wanhopige, die zegt: »Ik kan het oordeel niet ontgaan!” Roep hem toe: »zondaar, de weg van de zaligheid is voor allen geopend!” En als u enige christenen ziet, die twijfelen of vrezen, zeg hun: »Het is volbracht!” Er zijn honderden en duizenden bekeerde mensen, die nog niet weten, dat alles volbracht is. Zij weten niet, dat zij zalig geworden zijn; zij weten niet, dat het volbracht is. Zij menen, dat, hoewel zij vandaag geloven, zij morgen ongelovig zullen worden. Zij weten niet, dat het volbracht is. Zij hopen, dat God hen zal aannemen, als zij het één en ander doen, maar vergeten, dat alles reeds volbracht is: God neemt evenwel een zondaar aan, die vijf minuten geloofd heeft, als een heilige, die Hem tachtig jaar gekend en gediend heeft. Want Hij neemt niet één mens aan, omdat hij iets doet of voelt, maar omdat Christus alles gedaan, alles volbracht heeft.
Arme zielen; enigen van u hebben Christus in zeker opzicht lief, maar zijn nog blind. U meent, dat u nog dit of dat doen moet, voordat u u verzekerd houdt, dat u zalig zult worden. O, u kunt er vandaag verzekerd van zijn — zo u in Christus gelooft, zijt gij zalig. »Maar”, zegt u, »ik voel zoveel gebrekkigs in mij!” Wat doet er dat toe? God ziet uw gebreken niet aan, maar Hij bedekt ze met de gerechtigheid van Christus. Hij ziet ze wel, maar alleen om ze van u af te nemen en op Christus te leggen. »Ja maar,” zegt u, »ik kan niet zijn wat ik zo graag wilde zijn,” Wat doet er dat toe? God ziet niet op u zoals u van en in uzelf bent, maar zoals u in Christus bent.’
Gepubliceerd in ‘Het wekkertje’ in 1892.