Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

donderdag 1 februari

Spurgeon: Het is volbracht! (2)

Kom met mij, arme zondaar, en u en ik, wij zullen samen staan in dit morgenuur, en hoe de storm ook woedt, wij zullen niet bevreesd zijn. Hoe vreselijk is die bliksemstraal! Maar wij sidderen niet. Hoe verschrikkelijk is die donderslag. En nochtans zijn wij niet onrustig. Waarom niet? Is er dan iets in ons, waardoor wij het gevaar kunnen ontkomen? Nee, maar wij staan aan de voet van het kruis — dat dierbaar kruis, dat even als een verheven bliksemafleider, de doding van de bliksemstraal en de gehele woede van het onweer tot zich trekt. Wij zijn veilig. Luid mag je donderen, o wit, en verschrikkelijk mag je bliksemen, o wrekende gerechtigheid! Wij kunnen in grote kalmte de woede van de elementen aanzien, want wij staan veilig aan de voet van het kruis.

Koninklijk


Kom nogmaals met mij. Er is een koninklijk feestmaal aangericht; de Koning zelf is aangezeten en engelen zijn de dienaren. Laat ons ingaan. En wij treden binnen en wij zitten aan en wij eten en drinken, maar hoe dienen wij dit te doen? Onze gerechtigheid is een verwerpelijk kleed, hoe kunnen wij dan wagen aan te zitten? O, omdat onze gerechtigheid niet de onze is. Wij hebben onze gerechtigheid afgelegd, en daarom ons kleed uitgedaan, en nu dragen wij de Koninklijke kleren van de Zaligmaker en zijn van hoofd tot de voeten in het wit kleed gehuld, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks; wij staan in het heldere zonlicht — zwart, maar liefelijk; doemwaardig in ons zelf, maar roemend in Hem; veroordeeld in Adam, maar aangenomen in de Gezalfde. Wij zijn niet bevreesd noch schamen ons met de engelen Gods te zijn, met de gezaligden te verkeren; nee, wij zijn zelfs niet bevreesd om met God te spreken en Hem onze Vriend te noemen.

Toe-eigenen


Kind van God, wilt u deze morgen Christus’ gerechtigheid u toe-eigenen, en wilt u er zich vandaag meer in verheugen dan u tot nu toe gedaan hebt? En u, arme zondaar, wilt u Christus hebben of niet? »Ach,” zegt een van u, »ik wil wel, maar ik ben het niet waardig.” Maar de Heere behoeft uw waardigheid niet. Alles wat Hij begeert is gewilligheid, want u weet wat Hij zegt: »Die wil, kome.” 

Als Hij u gewilligheid gegeven heeft, mag u in het volbrachte werk van Christus deze morgen geloven. »Ach!” zegt een ander, »maar ik weet niet of ik wel mag komen.” Voorzeker, want Hij zegt: »ieder, die wil, kome.”— »Die dorst heeft, kome.” Dorst u naar Christus? »leder, die dorst heeft, kome.” Niet alleen die vrouw daarginds, niet alleen die oude grijze zondaar daarginds, die lang de Zaligmaker veracht beeft,—maar die hele menigte om mij, ook u, die daar op deze galerijen zit. Ieder, die dorst heeft, kom tot de wateren, en die geen geld heeft, mag kopen. O, dat ik u »dwingen” kon om te komen! 

Gewillig

Grote God, maakt U de zondaar gewillig om te komen, want hij wil verloren gaan, en zal niet komen, tenzij U zijn wil verandert! Eeuwig God, bron van licht en leven en genade, daal af en breng de zondaar thuis. „Het is volbracht!” Zondaar, daar is niets voor God over om te doen. „Het is volbracht!” Er is niet meer over voor u te doen. „Het is volbracht!” Christus behoeft niet meer te wenen. God, de Heilige Geest, behoeft wegens uw onwaardigheid niet meer te wachten, noch behoeft u te wachten wegens uw hulpeloosheid. .,Het is volbracht!” 

Elke steen van aanstoot is uit de weg geruimd; elke poort is geopend; de ketenen zijn verbroken; de ijzeren punten opgeheven. „Het is volbracht!” Komt en wees welkom. De tafel is gedekt; de mestkalveren zijn geslacht, de ossen zijn toebereid. Ziet, hier staat de bode! Komt van de wegen en van de heggen; komt uit de holen en de spelonken; komt, u meest goddeloze van alle goddelozen, u, die uzelf vandaag haat, komt! Jezus nodigt u. O, waarom zou u dralen? O, Geest van God, herhaalt U de uitnodiging en maak ze tot een wezenlijke roepstem tot menig hart, om Jezus wil!

Amen, ja, Amen!

Het Wekkertje, 1892

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Abrahams’ offer (2)

„Neem uw zoon en offer hem aldaar op één der bergen, die Ik u zeggen zal". Offeren! Mijn zoon offeren. Een...

Abrahams’ offer (1)

‘En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht, en Hij zeide tot hem: Abraham! En hij zeide: Zie hier ben...

Filippus en de kamerling (4)

„En alzo zij overweg reisden, kwamen zij aan een zeker water, en de kamerling zeide: Zie daar water, wat verhindert...