Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Beluister de podcast op   Logo Spotify podcast   Logo Itunes podcast

Luister de podcast

woensdag 6 oktober

Voortdurend in het licht: de functie van lamp en brood in de tabernakel

Symbolen verwijzen naar een werkelijkheid die het waarnemingsvermogen overstijgt. Dat geldt ook voor de tabernakeldienst. Bekende verschijningsvormen als ‘licht’ en ‘brood’ blijken in Leviticus 24: 1-9 te verwijzen naar de voortdurende aanwezigheid van de Heere en de trouw aan Zijn verbond met Israël.

Taken en verantwoordelijkheden

Lev. 24: 1-9 geeft instructie voor het brandend houden van de lamp, de hele nacht, in het heiligdom en het offeren van toonbroden op iedere sabbat. Het wijst hier op de voortdurende aanwezigheid van God. 

De verantwoordelijkheid voor de zaken die binnen in de tent dienen te gebeuren wordt gegeven aan Mozes. In Lev. 24: 2 geeft de Heere de instructie dat de Israëlieten hun olie naar Mozes moeten brengen. Aäron is de handelende persoon die wordt aangeduid in vers 3-4. Samen met zijn zonen draagt hij zorg. Later krijgen de Kohathieten deze verantwoordelijkheid, zoals blijkt uit 1 Kron. 9: 32.

Aärons’ taak als verzorger van de lampen die schenen over de broden die het volk vertegenwoordigden bij God, maakt hem tot tussenpersoon tussen beide partijen. De olie voedt de lampen, het brood blijft behouden tot voedsel voor de priesters. 

Lampen

Met zuivere olijfolie moest Aäron de lampen in de tabernakel brandend houden. Voortdurend brandde dit licht, van de avond tot de morgen. In Lev. 24: 2 wordt dit ‘licht’ enkelvoudig aangeduid en in Lev. 24: 4 meervoudig. Het gaat hier om lichten die gezamenlijk branden. De menora, de kandelaar. 

Op de sabbat werd het brood vernieuwd, onder het lichtschijnsel van de lamp in de tabernakel. Zo markeerde de sabbat de tijd voor Israël om als vernieuwd en geheiligd volk tot de Heere te komen. Niet eenmalig maar voortdurend, sabbat na sabbat

Brood

Van meelbloem moesten twaalf broodkoeken gebakken worden. Men legde die op de lage tafel van de toonbroden, in het heilige van de tabernakel. De twaalf broden vertegenwoordigden de twaalf stammen. Broden van aanzien, voor Gods aangezicht.

Aäron moest het brood iedere sabbat laten offeren, als een eeuwig verbond. Op andere plaatsen in de Bijbel impliceert een eeuwig verbond de verbondsrelatie van God met mensen. Zoals met Noach (Gen. 9: 16), met Abraham (Gen. 17: 7, 13, 19) en in relatie tot de sabbat (Ex. 31: 16). Dienstbaarheid aan de Heere kwam tot uitdrukking in het heilig houden van de sabbat.

De priesters aten het oude brood zeven dagen later. Dan was het hard. Vandaar dat onder andere Josephus aangeeft dat het hier ging om brood zonder zuurdesem. Het brood werd gegeven aan de Heere en teruggegeven aan de priesters.

Christus

Eeuwen later gebruikte de Heere Jezus de symbolen van het licht en het brood en betrok die op Zichzelf. Hij zei: ‘Ik ben het licht van de wereld’ (Joh. 8: 12, 9: 5) en ‘Ik ben het brood van het leven’ (Joh. 6: 35, 48). Hij vormde daarmee de vervulling van beide symbolen die werden afgebeeld in het heiligdom.

Gelovigen hebben geen licht van zichzelf, maar ontvangen dit door de Heilige Geest. Dat doet hen schijnen in de duisternis (Joh. 1: 5). Ze hebben etend van het brood gemeenschap met Christus, zoals zichtbaar wordt bij het heilig avondmaal.

Leestip: L. M. Morales. Who Shall Ascend the Mountain of the Lord? A Biblical Theology of the Book of Leviticus (New Studies in Biblical Theology). Downers Grove: InterVarsity Press, 2015. 

Luister deze blog als podcast

Lees verder over dit onderwerp

Filippus en de kamerling (4)

„En alzo zij overweg reisden, kwamen zij aan een zeker water, en de kamerling zeide: Zie daar water, wat verhindert...

Filippus en de kamerling (3)

Wat las de kamerling uit Candacé in de profetieën van Jesaja? Ds.W.L. Tukker gaat daarop in, bij zijn meditatie over...

Filippus en de kamerling (2)

‘Die man had een boekrol bij zich van Jesaja. En daar zat hij op reis in te lezen. Hij was al in Jesaja 53!’ Aldus ds....