De Heere toont Zich in de natuur en spreekt door Zijn Woord. Op die manieren is Hij heel nabij. Toch ervaren we vaak hoe groot de afstand is tussen ons en God. Stel je in gedachten twee kloven voor in een landschap. Hoe die te overbruggen?
Kloof 1: zonde
In het paradijs gingen mensen vertrouwelijk om met God. Adam had omgang met de Heere. Die innige omgang werd doorbroken toen hij zondigde. Hij kon niet meer zomaar tot God gaan. Moest leren schuilen achter een offer. Verkeerden we eerst in nabijheid van God, nu is er afstand gekomen. Ging Adam vertrouwelijk om met de Heere, nu is van directe aanspraak geen sprake meer. De zonde maakte scheiding, doorbrak de voortdurende omgang met de Heere. We staan schuldig voor God. Soms heb je het gevoel voor een onoverbrugbare kloof te staan.
Kloof 2: afstand mens en God
De tweede kloof blijkt daarin dat wij als beperkt schepsel staan voor de oneindige majesteit van God. Hij is de geheel andere. Hoe zouden we tot Hem komen? Hij is geen mens zoals wij. Hij is zo verheven, zo groot, zo alles omvattend. Hoe zouden we als nietig mens tot Hem kunnen naderen? De Heere is van een andere orde dan wij. Soms heb je het gevoel voor een onoverbrugbare kloof te staan.
Niet door eigen inspanning
Er zijn mensen die de kloof van de zonde negeren en denken dat zij zelf door meditatietechnieken de tweede kloof kunnen overbruggen. Dan leef je alsof wij niet zondigden tegen God en probeer je toch met Hem om te gaan.
Je wilt dan de tweede kloof op eigen kracht overbruggen en negeert de eerste kloof. Dit gebeurt door meditatietechnieken of spirituele activiteiten. Dan denk je op eigen kracht in de geestelijke wereld in te dringen. Hier blijkt veel markt voor te zijn in de wereld om ons heen.
Alsof er van zonde geen sprake zou zijn. Alsof wij zonder Middelaar tot God zouden kunnen naderen. Alsof wij niet als schuldig staan voor Hem. Dan onderschat je echt de brede kloof die er is tussen God en mens als gevolg van onze zonden; je onderschat tevens de immense afstand die er is tussen God en mens.
Werkelijk God en werkelijk mens
Hoe is de Heere dan toch te benaderen? Hoe worden die twee kloven gedicht? Wie vormt de brug daaroverheen? Wie dicht de kloof die tussen ons en God is als gevolg van onze zonden? Wie maakt het mogelijk om tot God te naderen, ondanks de immense afstand die er is tussen het beperkte schepsel en de alomtegenwoordige God? Dat doet nu Jezus Christus.
De ontzaglijk hoge, heilige, verheven God, die met recht en reden vertoornd is vanwege onze zonden; komt Zelf ons tegemoet in de Zoon. Wordt benaderbaar in de Zoon. Een zondaar kan uit zichzelf God niet terugvinden. Hij laat Zich echter terugvinden door de Zoon. De Heilige Geest overtuigt ervan dat we schuldig staan voor God en leert ons pleiten op het offer van de Zoon, om genade. De Heere Jezus blijkt de Weg, de Waarheid en het Leven.
Niet ons godsdienstige gedrag brengt ons dichter bij God. Niet onze goede bedoelingen brengen ons dichter bij Hem. Niet ons krachtige denken brengt ons dichter bij Hem. Niet ons theologiseren brengt ons dichter bij Hem. Dat is allemaal werk van beneden naar boven. Dan komen wij om Hem iets aan te bieden wat zou kunnen voldoen.
Hij schenkt ons het onverdiende, waar we geen enkel recht op hebben; Zijn Zoon tot verzoening voor de schuld. Dat kan omdat Christus werkelijk God is en Mens wilde worden. Immanuël, God met ons. Zo lag Hij in de kribbe. Zo heeft Hij de wet volbracht. Zo ging Hij aan het kruis. Zo stond Hij op uit de dood. Hij overwon zonde, dood en duivel. Hij in de plaats van zondige mensen.
In de hemel
De Heere Jezus Christus liet ons hier niet alleen. Hij werft Zijn Kerk; en schonk de Heilige Geest. We horen het in Handelingen 2: ‘Hij dan, door de rechterhand Gods verhoogd zijnde, en de belofte des Heiligen Geestes, ontvangen hebbende van den Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort.’
Jezus is in de hemel, als Middelaar. Pleitend voor hen die Hem van eeuwigheid gegeven zijn. Door Jezus is er toegang tot God. ‘En de zaligheid is in geen Anderen; want er is ook onder den hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden.’ (Hand. 4: 12). Door de Zoon komen wij tot de Vader.