‘Het slaken van een ademtocht, het vallen van een traan, de blik naar boven van een oog, door God-alléén verstaan.’ Deze woorden van Isaäc da Costa (1798-1860) geven in enkele zinnen een beeld bij stille momenten, door niemand gezien. Als je buigt bij God en Zijn ontferming zoekt. Gedichten geven stem aan wat in het hart leeft.
Raak
Ieder heeft een eigen manier om uiting te geven aan wat in het hart leeft. Gedichten zijn daarbij reeds eeuwen een vorm van uiting. Daarbij ontwikkelen we al lezend eigen voorkeuren. Als een gedicht je raakt, zegt het meer dan duizend woorden. Een gedicht kan in de verstilling ruimte scheppen in je hart, zoals een lied of muziekstuk bij iemand die graag musiceert.
Gedichten van Da Costa
Isaäc da Costa groeide op in een Amsterdamse bankiersfamilie. Hij kwam tot bekering vanuit het Jodendom en werd christen. Samen met zijn vriend Abraham Capadose (1795-1874) werd Da Costa gedoopt door ds. Lukas Egeling (1764-1835). Vanuit de grote hoeveelheid gedichten die Da Costa schreef, geef ik er één mee om over te mediteren. Het betreft een gedicht over het gebed. Waarin de woorden weinig zijn, slechts een zucht tot God blijft over. Daarbij wijst Da Costa op de voorbidding van Jezus in de hemel. Hij bidt mee en neemt de gebeden over. Hij heeft immers alles volbracht.Â
Het taalkleed van Da Costa’s gedichten is negentiende eeuws. De overwegingen die eronder liggen zijn echter herkenbaar voor vandaag.
Bidden
Des harten binnenst overleg,
Gezegd, gezucht, gedacht!
Het trillen van een stille vlam
Die naar de wolken tracht.
—
Het slaken van een ademtocht,
Het vallen van een traan,
De blik naar boven van een oog
Door God-alléén verstaan.
—
De eenvoudigheid, het kunstloos waar
Der kinderlijke taal,
Maar aan wie plaats gegeven wordt
Bij ’t engelenlofkoraal.
—
Des christens kracht, des christens lust,
Des christens levenslucht,
Zijn levenskracht in ’t uur des doods,
Bij dood en hel geducht.
—
Des zondaars eerste stemgeluid,
Die Jezus valt te voet.
Bij aller heem’len vreugdgejuich
Door ‘t: ziet hij bidt! begroet.
—
Tot ’s Vaders eer, tot lof des Zoons,
In zin en wil en woord
Het door de Heil’gen Geest gewrocht
Volzalig zielsakkoord!
—
Want bidden doet geen hart alléén,
Één Geest dringt ze allen door;
En op zijn Priesterlijke troon
Gaat Jezus-zelf ze voor.
—
Gijzelf, de Waarheid en de Weg!
Ziet biddend op ons neer,
Hebt biddend onze strijd volstreen,
Leer Gij ons bidden, Heer.